Spreekwoorden met trefwoord kaars
12 spreekwoorden gevonden
Hier getoond: 1 - 10 van 12
Een kaars voor de Duivel branden.
Uit eigenbelang de slechte daden van iemand bagatelliseren.
Meer
Voor iedere heilige een kaars branden.
Iedereen die het verdiend bedanken.
Meer
Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden.
Hij spendeert onnodig veel geld.
Meer
In de kaars vliegen.
Eraan gaan.
Meer
Om de kaars vliegen.
Zich onnodig aan risico blootstellen.
Meer
Hij hengelt als de mug om de kaars.
Hij doet steeds gevaarlijke dingen.
Meer
Hij vliegt als een mug om de kaars.
Hij kan niet meer weg.
Meer
Zijn kaars brandt in de pijp.
Hij is bijna dood.
Meer
De kaars uit de schaamte uit.
Veel mensen gedragen zich alleen maar netjes als ze door anderen worden gezien.
Meer
Zij is schoon bij de kaars.
Op een afstand of bij slecht licht ziet ze er nog goed uit.
Meer