Geld regeert de wereld.
Als je maar over genoeg geld beschikt kun je alles naar je hand zetten.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij is een ballast voor de wereld.
- Hij bezit niets ter wereld.
- Brutalen hebben de halve wereld.
- Men leeft maar eenmaal in de wereld en dat is nu.
- Hij is te gast in de wereld.
- Het geld blijft in de wereld en wij moeten er uit.
- Zie niet te hoog de wereld is bulterig.
- Dat was een lawaai of de wereld verging.
- Een leven van de andere wereld.
- Schik je in de wereld of scheer je er uit.
- Met tijd en stond gaat men de wereld rond.
- Het is vandaag een kleine wereld.
- Iemand naar de andere wereld helpen.
- Er gebeurt in de wereld meer als in zeven dorpen.
- Hij heeft de wereld in een doosje.
- Zij heeft de wereld verlaten.
- Het is hier de verkeerde [omgekeerde] wereld.
- Hij ziet de wereld aan voor een doedelzak.
- De wereld loopt [springt] op krukken.
- Tegen de wereld slaan.
- De wereld wil bedrogen zijn.
- De wereld is een vieze parochie.
- De wereld is niet razend gemaakt.
- De wijde wereld intrekken.
- De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
- Daar geeft de bank geen geld op.
- Hij betaalt als het schip met geld komt.
- Wie bijen houdt of duiven kan het geld zien stuiven.
- Nu gaat de boter geld kosten.
- iedere dag je geld.
- Het is niet al geld dat klinkt.
- Hij bulkt van het geld.
- Het beste geloof is gereed geld.
- Hij heeft het geld voor het oprapen.
- Hij kan het geld met een hamer breken.
- Ik kan het geld niet van de bomen schudden.
- Interen op zijn geld.
- Zij hebben 't geld niet maar 't geld heeft hen.
- Hij verdient zijn geld met de schuine deur.
- Hij verdient geld als water.
- Hij zaait zijn geld.
- Hij zwemt in het geld.
- De liefde doet veel het geld doet het al.
- Met geld en goede woorden krijgt men veel gedaan.
- Die geld heeft heeft het geweld.
- Wie geld heeft kan stoet kopen.
- Met geld kun je van alles voor elkaar krijgen.
- Dat brengt veel geld in het laatje.
- Iemand geld uit zijn zak kloppen.
- Het geld doet alle deuren open.
- Het geld glijdt hem door de vingers.
- Geld geeft geen steert.
- Het geld groeit me niet op mijn rug.
- Geld is de ziel van de negotie.
- Geld stinkt niet.
- Het geld danst in zijn zak.
- Hij maakt van het geld zijn afgod.
- Geld verzoet de arbeid.
- Het geld over de balk smijten [gooien].
- Het geld over de balk gooien.
- Gereed geld dingt scherp.
- Geld zoekt geld.
- Geld geweld en gunst breken recht zegel en kunst.
- Met zijn geld morsen.
- Geld baart onrust.
- dat er geld aan te pas komt.
- Geld moet rollen.
- Het geld is rond.
- Geld is een sleutel die op alle sloten past.
- Een goede naam is geld waard.
- Geld in het water gooien.
- Dat is geld in het water smijten.
- Het geld is de zenuw van de oorlog.
- Geen geld niet geteld.
- Ben je hoer of dief Heb je geld ik heb je lief.
- Koek naar geld.
- Men kan het laken niet hebben en het geld houden.
- Daar doet de lommerd geen geld op.
- Een man zonder geld is een lijk.
- Hij speelt mooi weer van andermans geld.
- Waar oud hooi is daar is ook oud geld.
- De pastoor doet geen twee missen voor één geld.
- Als het schip met geld komt.
- Ze spelen mooi weer van mijn geld.
- Stenen vragen geld.
- Hij tast tot aan de ellebogen in het geld.
- Tijd is geld.
- Vandaag voor geld morgen om niet.
- Vragen kost geen geld.
- Een zot en zijn geld zijn haast gescheiden.
- Hebben de zotten geld de kramers hebben neringe.
- Dat is zuur verdiend geld.