Hij is gewapend tot de tanden.
Hij is heel erg goed bewapend.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij eet met lange tanden.
- Het gebit op de tanden nemen.
- Hij heeft haar op de tanden.
- Handen stil, tanden stil.
- Hij staat met de mond vol tanden.
- Hij heeft zijn tanden er stomp op gebeten.
- Hij laat zijn tanden zien.
- Het bit op de tanden nemen.
- Iets op zijn tanden nemen.
- Oude lieden moeten het met de tanden houden.
- Ergens zijn tanden inzetten.
- Zijn tanden zijn niet meer zo goed.