Spreekwoorden met Tand

Hij houdt van lekker eten.

Hij is zijn sterkste verdediging kwijt.

Zich ergens helemaal op concentreren.

Je zult moeten werken voor de kost.

Op hol slaan.

Hard weglopen.

Hij eet maar heeft helemaal geen trek.

Hij is nog te jong om goed te kunnen oordelen.

Hij kan zich goed verdedigen.

Zijn moeite is tevergeefs geweest.

Hij is heel erg goed bewapend.

Hij laat merken dat hij zich goed zal verdedigen.

Hij is zo arm dat hij niets kan sparen.

Hij weet niet wat te zeggen.

Iemand ondervragen.

Iemand het snoepen verbieden.

Iemand oplichten.

Iets tot het einde toe doorzetten.

Ik heb het ontzettend koud.

Het is verstandig om zuinig te zijn.

Op gelijke manier terugslaan.

Als mensen je iets aandoen moet je wraak nemen op gelijke manier.

Als je oud bent moet je goed blijven eten.

Mensen die snel werken eten ook snel.

Mensen die langzaam eten werken ook langzaam.

Hoe groot en stevig ook uiteindelijk vergaat alles.

Iets kan altijd op het laatst nog foutgaan.

Er goed van leven zonder zich zorgen te maken om de dag van morgen.

Een vrouw is altijd wel wat aan het doen in huis.

Zij is al oud.