Tegen de tand des tijds is niets bestand.
Hoe groot en stevig ook uiteindelijk vergaat alles.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij bezit niets ter wereld.
- Niets zo duur als het eerste pintje.
- Als je elkaar tegenwerkt dan wordt het niets.
- Een krijgsman wint al veel al wint hij niets dan tijd.
- Er is niets nieuws onder de zon.
- Niets is goed in de ogen.
- Iemand niets schuldig blijven.
- Als je tevreden bent ben je gelukkig omdat je niets te wensen hebt.
- Dat trekt op niets.
- Een mens zonder verbeelding is niets.
- Niets wezen en niets lijken dat is tweemaal niets.
- Woorden dat is niets de eenden leggen de eieren.
- Zuster Anna zie je nog niets komen?
- Dat is mij tegen de boeg.
- Dat stuit mij tegen de borst.
- Ergens een dam tegen opwerpen.
- Dat deed hij tegen wil en dank.
- Tegen de dood is geen kruid gewassen.
- Tegen de draad ingaan.
- Hij grijnst als de drommel tegen de dageraad.
- Hij grijnst als de Duivel tegen het morgenrood.
- De Duivel vergeet geen stoot tegen zijn bokkepoot.
- Tegen elf ogen dobbelen.
- Hij gooit zijn gat [kont] tegen de kribbe.
- Hij is tegen de goesting getrouwd.
- Tegen een heilig huisje schoppen.
- Zich ergens tegen kanten.
- Tegen iemands kar rijden.
- Tegen de keer [stroom] ingaan.
- Tegen de klippen op.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Hij is tegen de lamp gelopen.
- Een bekende tegen het lijf lopen.
- Een lui man ziet op tegen werken.
- Tegen een oven kan men niet gapen.
- Hij is tegen de paal gelopen.
- Zij is een remedie tegen de liefde.
- Tegen moeten is geen respijt.
- Hij staat met zijn rug tegen de muur.
- Het zit hem erg tegen.
- Hij vecht tegen zijn eigen schaduw.
- Hij groeit tegen de verdrukking in.
- De verzenen tegen de prikkels slaan.
- Een vrouw valt in het huwelijk vaak tegen.
- Tegen de wereld slaan.
- Tegen de wieg stoten.
- Die tegen de wind spuwt maakt zijn baard vuil.
- Tegen wind en stroom is het kwaad roeien.
- Hij vecht tegen windmolens.
- Hij leeft van de hand in de tand.
- Tussen hand en tand wordt een ding wel te schand.
- Van de hand in de tand leven.
- Dat is een lekker tand.
- Oog [Ook] om oog en tand om tand.
- Oog om oog en tand om tand.
- Rap in [Vlug met] de hand rap in [vlug met] de tand.
- Slak ten tand slak ter hand.
- Zij is van de tand.
- Iemand een tand trekken.
- Iemand aan de tand voelen.