Iemand een tand trekken.
Iemand oplichten.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Aan de bel trekken.
- Dat kan Bruin niet trekken.
- Iemands deur van zijn huis trekken.
- Hij eet zoveel als zijn paardje trekken kan.
- Iemands horoscoop trekken.
- Iemand een kies trekken.
- Van leer trekken.
- Ongelijke paarden trekken kwalijk.
- Iemand bij de oren trekken.
- Zijn plan trekken.
- Iemand uit de schoof trekken.
- Iemand de stopen trekken.
- Hij kan zijn streng niet meer trekken.
- Hij is met de stro te trekken.
- Iemand aan zijn jasje trekken.
- Hij krijgt zijn trekken wel weer thuis.
- Zij trekken er heen bij tulten.
- Ergens aan zijn trekken komen.
- Het huilmes trekken.
- Ze trekken de lijn.
- Iemand een veer uit zijn staart trekken.
- Iets uit zijn verband trekken.
- Vuur en liefde trekken sterk en beletten menig werk.
- Iemand de woorden uit de keel trekken.
- Woorden wekken voorbeelden trekken.
- Hij leeft van de hand in de tand.
- Tussen hand en tand wordt een ding wel te schand.
- Van de hand in de tand leven.
- Dat is een lekker tand.
- Oog [Ook] om oog en tand om tand.
- Oog om oog en tand om tand.
- Rap in [Vlug met] de hand rap in [vlug met] de tand.
- Slak ten tand slak ter hand.
- Zij is van de tand.
- Tegen de tand des tijds is niets bestand.
- Iemand aan de tand voelen.