Hij is nog kras op zijn oude dag.
Hij heeft nog een goed gestel gezien zijn hoge leeftijd.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij is nog aan het a-b-c.
- Dat is nog eens een bof.
- De dag is nog niet ten avond.
- Het jaar heeft veel dagen en nog meer maaltijden.
- Gauw is dood en langzaam leeft nog.
- Hij heeft een hart van nog geen boontje.
- Hij weet er heg nog steg.
- het gaat hen nog niet zo slecht.
- Hij kan hond nog stront zeggen.
- Er is nog kabel op zolder.
- Dat kan kat nog hond verstaan.
- Die kerel is het doodschieten nog niet waard.
- Die kerel is het doodschoppen nog niet waard.
- Kinderen zijn nog te jong voor drank.
- Ook een kleinigheidje wil nog wel bijdragen.
- De kloten rollen nog.
- Hij is nog in het land der levenden.
- leven nog kan beteren.
- De lucht hangt nog vol dagen.
- In maart kan het nog wel eens sneeuwen.
- Hij is nog met Noach in de ark geweest.
- Oud en stijf en nog geen wijf.
- Ik heb er part nog deel aan.
- De peer is nog niet rijp.
- Hij is nog piepjong.
- Er zijn nog rechters in Berlijn.
- Rust nog duur hebben.
- Het heeft slot nog zin.
- Daar is smaak nog kraak aan.
- We hebben nog spek aan mei toe.
- Taal nog teken van iemand vernemen.
- Hij weet van toeten nog blazen.
- Van toeten nog blazen weten.
- Als twee hetzelde doen is het nog niet hetzelfde.
- Het is nog niet in het vaatje waar het in zuren moet.
- Dat ligt nog vers in het geheugen.
- Hij heeft de verstandskies nog niet.
- Als hij over hem viel zou hij hem nog niet herkennen.
- Er is vis nog graat aan hem.
- De liefde kent vlek nog gebrek.
- Vuur aan wal is nog geen baken.
- Dat is nog geen haaievin waard.
- Zij heeft het wiegstro nog achter de oren.
- Het wiegstro hangt haar nog aan de rokken.
- Hij zegt wik nog wak.
- Hij is zijn wilde haren nog niet verloren.
- De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
- De zaak is nog hangende.
- Hij is zo zot nog niet als zijn muts staat.
- Zuster Anna zie je nog niets komen?
- Hij is nog zwarter dan de Duivel.
- Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd.
- Hij is de hele dag in touw.
- Het is daar iedere dag gezoden en gebraden.
- Na jaar en dag.
- Je moet ook aan de dag van morgen denken.
- Men moet de dag niet vóór de avond prijzen [loven].
- Hij is voor dag en dauw weggegaan.
- Hij weet dag noch uur.
- Hij weet van dag noch datum.
- Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
- Elke dag heeft zijn eigen kwaad.
- iedere dag je geld.
- De ene dag zit bij de andere.
- Het is klaar als de dag.
- Een dag is geen week lang.
- Een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat.
- Elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar.
- De dag van morgen zal voor zelven zorgen.
- Dat is een dag voor de prins.
- Een gat in de dag slapen.
- Zijn hemd in de Franse dag doen.
- Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd.
- Hoe later op de dag [avond] hoe schoner volk.
- Het is nooit volle mane van de eerste dag.
- Een droevige morgen een blijde dag.
- Morgen is [komt] er weer een dag.
- De oude dag komt met gebreken.
- Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
- Dat is een verschil van dag en nacht.
- Wat de vrouw graag mag eet de man elke dag.
- Men moet werken zolang het dag is.
- Zondagswerk duurt maar één dag.
- Wilt niet zorgen voor de dag van morgen.
- Zweren bij kris en kras.