Hij ziet problemen die er niet zijn.
Dat is een goedsul.
De ruzie is begonnen.
Een windje laten.
Ik moet naar het toilet om mijn behoefte te doen.
Hij zit diep in de schulden.
Twee slechteriken zullen elkaar niet zo snel bevechten.
Je moet je aanpassen aan het gezelschap waarin je je bevindt.
Iedereen denkt aan wat hem het dichtste aan het hart ligt.
Deze website gebruikt cookies. Deze website maakt gebruik van cookies.