Mei koel en wak veel koren in de zak.
Als het regent en koud is in mei is dat goed voor het land.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Veel beekjes maken een groot water.
- Veel boeken te lezen is kwelling des geesten.
- Veel haarkens maken een borstel.
- Iemand te veel bot geven.
- Ongegund brood wordt veel gegeten.
- Het jaar heeft veel dagen en nog meer maaltijden.
- Er is te veel dak op het huis.
- Veel dwazen sterven van volle glazen.
- Eet veel korsten dat geeft dikke borsten.
- Oude mensen hebben veel ervaring.
- Er zijn veel ezels met twee benen.
- Hij heeft veel garen op zijn klos.
- Een zittend gat kan veel bedenken.
- De liefde doet veel het geld doet het al.
- Met geld en goede woorden krijgt men veel gedaan.
- Dat brengt veel geld in het laatje.
- Genoeg is meer dan veel.
- Veel geschreeuw [gescheer] en weinig wol.
- Veel geschreeuw maar weinig wol.
- Er gaat veel gevlij in een zakje.
- Veel handen maken licht werk.
- Er zijn altijd veel honden om het aas.
- Veel honden zijn der hazen dood.
- Er is veel kaf onder het koren.
- Hij heeft veel kak aan zijn gat.
- De keel kost veel.
- Zij heeft veel kinderen.
- Lieve kinderen hebben veel namen.
- Veel koeien veel moeien.
- Hij heeft veel koeken.
- Veel koks verzouten de brij.
- Een krijgsman wint al veel al wint hij niets dan tijd.
- Hij heeft veel letters gegeten.
- Het leven kent veel verdriet en weinig vreugd Van voren af aan.
- Veel lopers maar geen kopers.
- Na veel loven en bieden.
- Er blijft te veel aan de maat en de strijkstok hangen.
- Onder mantel en kleed zit er veel dat men niet weet.
- Hij heeft veel in zijn mars.
- Steek de moord! Ik wens jou veel slechts.
- Hij maakt veel van zijn neus.
- Een nier bevat niet veel vet.
- Hij heeft veel noten op zijn zang.
- Hij kijkt te veel omhoog.
- Daar is veel pluk aan.
- Hij heeft veel praats.
- Veel raad maar weinig baat.
- Er gaan veel makke schapen in één hok.
- Het loopt over veel schijven.
- Het is niet veel soeps.
- Dat heeft veel stof opgejaagd.
- Veel op de straat veel op de praat.
- Er blijft te veel aan de strijkstok hangen.
- Hij heeft veel stront aan zijn gat.
- Veel varkens maken de spoeling dun.
- Daar is veel aan vast.
- Weet ik veel.
- Te veel beogen heeft velen bedrogen.
- Veel herhaalde kapkens vellen grote bomen.
- Een verhuizing kost veel bedstro.
- Hij heeft veel vijven en zessen.
- Dat heeft veel voeten in de aarde.
- Hij heeft veel volk over de vloer.
- Daar is veel voorland.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Ergens te veel want overhoop halen.
- Hij weegt niet veel.
- Na de andere week komen er veel mooie dagen.
- Veel werk en weinig honing.
- Hij laat te veel wind door de hekken waaien.
- Hij maakt veel wind.
- Veel wind weinig te malen.
- Veel wind weinig regen.
- Hij heeft te veel wit in de ogen.
- Witte peerden eisen veel stro.
- Veel woorden de nek breken.
- Veel woorden vullen de zak niet.
- Daar gaat veel zeggens in een zak eer hij vol is.
- Te veel zorg breekt het glas.
- Een koude mei een gouden mei.
- Mei is de broedmaand.
- Mei is de broedmaand.
- Mei koel en nat koren inhet vat.
- We hebben nog spek aan mei toe.
- Wat bovenin de zak zit moet er het eerst uit.
- De centen dansen hem in de zak.
- Des Duivels zak is nooit vol.
- Iemand geld uit zijn zak kloppen.
- Het geld danst in zijn zak.
- Hij houd de hand op zijn zak.
- Hij moet zijn hand in de zak steken.
- Een kat in de zak kopen.
- Knuppel uit-de-zak spelen.
- Kopen is een gat in de zak.
- Ze hebben de koppen in één zak gestoken.
- Het is moeilijk alle hoofden in één zak te krijgen.
- Ze zijn met pak en zak vertrokken.
- Hij houdt zijn pijpen in zijn zak.
- Een beschaamde schooier heeft een platte zak.
- Iemand de zak geven.
- De laatste man de zak opgeven.
- Onder in de zak vindt men de rekening.
- Menige zak wordt toegebonden die niet vol is.
- Iemand in de zak hebben.
- Dat sluit als een haspel in een zak.
- Een zak zout met iemand gegeten hebben.
- Iemand in de zak steken.
- Iets in zijn zak steken.
- Zak door de stront!
- Dat is zak naar zaad.
- Hij dorst koren in andermans schuur.
- Je moet het kaf van het koren scheiden.
- Zijn koren groen eten.
- Dat is koren op zijn molen.
- Het kaf van het koren scheiden.
- Hij slaat zijn zeis in een anders koren.
- Hij zegt wik nog wak.
- Het is wik of wak.