Op kleine schaal.
In het klein; in beperkte mate.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De kleine apostels.
- De groten moeten van de kleine azen.
- Liever kleine baas dan grote knecht.
- Een kleine boodschap doen.
- Kleine boompjes worden groot.
- In kleine doosjes bewaart men de beste zalf.
- Hij is een kleine dwingeland.
- De grote vissen eten de kleine.
- Kleine geschenken onderhouden de vriendschap.
- Kleine kinderen hoofdzeer; grote kinderen hartzeer.
- Kleine kinderen worden door moeder getroost.
- Bij kleine lapjes leert men een hond leer eten.
- Kleine oorzaken hebben dikwijls grote gevolgen.
- Kleine potjes hebben grote oren.
- Kleine potjes lopen gauw over.
- Het is vandaag een kleine wereld.
- Kleine houwen vellen grote eiken.
- Kleine vogels kleine nesten.
- Kleine vossen bederven de wijngaard.