Tijd is geld.
Als je ergens lang over doet kost dat geld.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Daar geeft de bank geen geld op.
- Hij betaalt als het schip met geld komt.
- Wie bijen houdt of duiven kan het geld zien stuiven.
- Nu gaat de boter geld kosten.
- iedere dag je geld.
- Het is niet al geld dat klinkt.
- Hij bulkt van het geld.
- Het beste geloof is gereed geld.
- Hij heeft het geld voor het oprapen.
- Hij kan het geld met een hamer breken.
- Ik kan het geld niet van de bomen schudden.
- Interen op zijn geld.
- Zij hebben 't geld niet maar 't geld heeft hen.
- Hij verdient zijn geld met de schuine deur.
- Hij verdient geld als water.
- Hij zaait zijn geld.
- Hij zwemt in het geld.
- De liefde doet veel het geld doet het al.
- Met geld en goede woorden krijgt men veel gedaan.
- Die geld heeft heeft het geweld.
- Wie geld heeft kan stoet kopen.
- Met geld kun je van alles voor elkaar krijgen.
- Dat brengt veel geld in het laatje.
- Iemand geld uit zijn zak kloppen.
- Het geld doet alle deuren open.
- Het geld glijdt hem door de vingers.
- Geld geeft geen steert.
- Het geld groeit me niet op mijn rug.
- Geld is de ziel van de negotie.
- Geld stinkt niet.
- Het geld danst in zijn zak.
- Hij maakt van het geld zijn afgod.
- Geld verzoet de arbeid.
- Het geld over de balk smijten [gooien].
- Het geld over de balk gooien.
- Gereed geld dingt scherp.
- Geld zoekt geld.
- Geld geweld en gunst breken recht zegel en kunst.
- Met zijn geld morsen.
- Geld baart onrust.
- dat er geld aan te pas komt.
- Geld moet rollen.
- Het geld is rond.
- Geld is een sleutel die op alle sloten past.
- Een goede naam is geld waard.
- Geld in het water gooien.
- Dat is geld in het water smijten.
- Het geld blijft in de wereld en wij moeten er uit.
- Geld regeert de wereld.
- Het geld is de zenuw van de oorlog.
- Geen geld niet geteld.
- Ben je hoer of dief Heb je geld ik heb je lief.
- Koek naar geld.
- Men kan het laken niet hebben en het geld houden.
- Daar doet de lommerd geen geld op.
- Een man zonder geld is een lijk.
- Hij speelt mooi weer van andermans geld.
- Waar oud hooi is daar is ook oud geld.
- De pastoor doet geen twee missen voor één geld.
- Als het schip met geld komt.
- Ze spelen mooi weer van mijn geld.
- Stenen vragen geld.
- Hij tast tot aan de ellebogen in het geld.
- Vandaag voor geld morgen om niet.
- Vragen kost geen geld.
- Een zot en zijn geld zijn haast gescheiden.
- Hebben de zotten geld de kramers hebben neringe.
- Dat is zuur verdiend geld.
- Een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag.
- God is geen spreker doch op Zijn tijd een wreker.
- Als buurmans huis brandt is het tijd om uit te zien.
- Koop het in de tijd en gebruik het in de nood.
- Een krijgsman wint al veel al wint hij niets dan tijd.
- Oordeel niet voor de tijd.
- Met passen en meten wordt de meeste tijd versleten.
- Dat zal een behoorlijke tijd gaan duren.
- Hij weet tijd en tij te kavelen.
- Hij weet de tijd goed uit te kopen.
- Neemt uw tijd te baat te vroeg is beter dan te laat.
- Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
- Komt tijd Komt raad.
- Hij is bij de tijd.
- Tijd slijt.
- De tijd uitkopen.
- Bij tijd en wijle.
- Het is tijd dat ik mijn anker licht.
- De tijd zal het leren.
- De tijd zal het leren.
- Tijd brengt raad.
- De tijd baart rozen.
- De tijd is snel gebruikt hem wel.
- Met tijd en stond gaat men de wereld rond.
- Met tijd en stro rijpen de mispels.
- Tijd heeft vleugels en geen teugels.
- Met tijd en vlijt geraakt men wijd.