De een zijn dood is de ander zijn brood.
Als het iemand slecht gaat is er altijd wel iemand anders die daarvan profiteert.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Bijkans en sloeg nooit iemand dood.
- Boompje groot potertje dood.
- Hij heeft daar een broertje aan dood.
- Hij blijft dood op een duit.
- De liefde is sterker dan de dood.
- Hoe dichter bij de dood hoe meer spektakel.
- Dat zal zijn eigen dood wel sterven.
- Dat zal je de dood niet aandoen.
- Hij loopt met de dood in zijn schoenen.
- Het zal wel dood bloeden.
- Die zich dood werkt wordt onder de galg begraven.
- Hij ziet er uit als de dood van Ieperen.
- Hij is zo dood als een pier.
- Voor de dood is geen kruid gewassen.
- Gevaert is dood maar Hebbaert leeft.
- Gevaart is dood en Lenaart is een been af.
- Hij is er als de dood voor.
- Dood gaan we allemaal.
- De dood heeft geen almanak.
- De dood kent geen lieve kinderen.
- Wat dood is bijt niet meer.
- Tegen de dood is geen kruid gewassen.
- Met een dood kalf is het gemakkelijk sollen.
- Het is er als dood katoen.
- Gauw is dood en langzaam leeft nog.
- De dood wil een oorzaak hebben.
- Met een dood paard is het goed sollen.
- Een dood paard aan een boom binden.
- Het is er de dood in de pot.
- Om de dooie dood niet.
- Edel arm en rijk maakt de dood gelijk.
- Hoe eerder dood hoe eerder begraven.
- Veel honden zijn der hazen dood.
- Het hooi is op en de koe is dood.
- Er gaan meer kinderen dood dan ouderen.
- Hij is zo mager als de dood van Ieperen.
- Magere Hein De dood.
- Pietje de dood maait altijd.
- Pietje de Dood.
- Klein is de rouwe valt de oude koe dood.
- Dat schaap zal een zachte dood nemen.
- Sla Haman dood.
- Vriezen we dood dan vriezen we dood.
- De waarheid lijdt wel nood maar nooit de dood.
- Zoete broodjes bakken.
- Het is een slechte hond die zijn brood pakken laat.
- Die geen wit brood en heeft gedoe met bruin.
- Hij heeft brood op de plank.
- Overal wordt brood gebakken.
- De mens zal bij brood alleen niet leven.
- Ongegund brood wordt veel gegeten.
- Het brood der dienstbaarheid eten.
- Iemand het brood uit de mond stoten.
- Dat is een broodje aap.
- Hij moet droog brood eten.
- Eerst lokkebrood dan stokkebrood.
- Dat eet geen brood.
- Bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien.
- Handen in de schoot dat geeft geen brood.
- Kinderen houden het brood uit de schimmel.
- Klagers geen nood pochers geen brood.
- Kruimels is ook brood.
- De kunst gaat om brood.
- Lekker brood is gaar maar niet verbrand.
- Daar lusten de honden geen brood van.
- Hij is zo mager als brood.
- Hij komt met de paal als het brood al in de oven is.
- Pochers geen brood klagers geen nood.
- Dat is een profeet die brood eet.
- De raven zullen je geen brood brengen.
- Een goede ziel weet van stenen brood te maken.
- Iemand stenen voor brood geven.
- Trouw heeft brood als ontrouw is in nood.
- Twee zuivels op één brood geeft hongersdood.
- Lang vasten is geen brood sparen.
- Vasten is geen brood sparen.
- Werp uw brood uit op water.
- Wiens brood men eet diens woord men spreekt.