Elk [Ieder] wat van de stokvis.
Ieder moet zijn deel krijgen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Elk zijn deel van de stokvis.
- Iemand stokvis zonder boter geven.
- Ieder huisje heeft een deurtje.
- Ieder huwelijk kent zo zijn problemen.
- Hij moet ieder dubbeltje drie keer omkeren.
- Ieder kind dat komt brengt zijn lepel mee.
- Het kleed van een weduwe is lang; ieder trapt er op.
- Ieder moet zijn koeien wachten.
- Ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wilt.
- Ik kom niet voor ieder wissewasje.
- Ieder kwartier heeft zijn manier.
- Ieder land heeft zijn trant.
- De liefde tot zijn land is ieder aangeboren.
- Ieder zijn meug.
- Ieder is zichzelf het naast.
- Ieder oortje brengt zijn gierigheid.
- Ieder maakt het schoon voor zijn deur.
- Ieder zijn vak.
- Als ieder zijn vloer keert is het in alle huizen schoon.