Het is een oud paard uit de Openbaring.
Het is een erg oud paard.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Het is beter de bakkers te paard als de dokters.
- Een blind paard kan er geen schade doen.
- Hij is zo dom als het paard van Christus.
- Met een dood paard is het goed sollen.
- Een dood paard aan een boom binden.
- Men moet een gegeven paard niet in de bek zien.
- Een gegeven paard moet men niet in de bek zien.
- Ik heb honger als een paard.
- Het hooi moet het paard niet volgen.
- Als het hooi het paard volgt dan wil het gegeten zijn.
- De kribbe loopt naar het paard.
- Man en paard noemen.
- Een man zonder vrouw is een paard zonder teugel.
- Hij heeft een moed als een paard van een daalder.
- Het oog van de meester maakt het paard vet.
- Een oud paard jaagt men aan de dijk.
- Hij loopt als een paard van een daalder.
- Iemand over het paard tillen.
- Hij zoekt naar zijn paard en hij zit er op.
- Jong te paard [peerd] oud te voet.
- Het komt te paard enhet gaat te voet.
- Ziekte komt te paard en gaat te voet weg.
- Een schurftig paard vreest de roskam.
- Dat paard zal mij niet weer slaan.
- Het paard moet tot de kribbe komen.
- Dat is een paard van een daalder.
- Iemand te paard helpen.
- Het paard in de wieg.
- De prins op het witte paard.
- Het beste paard van stal.
- Ze hebben het Trojaanse paard ingehaald.
- Er bleef geen oud wijf achter het spinnewiel.
- Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.
- De Duivel is oud.
- Jong geleerd [gewend] oud gedaan.
- Jong een hoer oud onder de preekstoel.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Die jong spaart lijdt oud geen gebrek.
- Beter jong gestorven Als oud bedorven.
- Een nieuwe lap zetten op een oud kleed.
- Dat is lood om oud ijzer.
- Het is lood om oud ijzer.
- Jong een hoveling oud verschoveling.
- Wie niet oud wil worden moet zich jong ophangen.
- Men is nooit te oud om te leren.
- Dat is wat nieuws op een oud thema.
- Hij wordt als oud vuil behandeld.
- Dat is zo oud als Methusalem.
- Jong en oud op het eind wordt alles koud.
- Dat is erg oud.
- Wat oud is knort graag; wat jong is speelt graag.
- Een oud besje.
- Dat is een oud hartzeer.
- Waar oud hooi is daar is ook oud geld.
- Op oud ijs vriest het licht.
- Oud en stijf en nog geen wijf.
- Dat is zo oud als de straat.
- Zij is een oud vel.
- Dat is oud vuil.
- Dat is zo oud als de weg naar Rome.
- Dat is zo oud als de weg naar Kralingen.
- Hij is een oud wijf.
- Oud zeer open krabben.
- Hij heeft een smaak in zijn mond als een oud wijf.
- Toen David oud werd maakte hij psalmen.
- Toen de Duivel oud werd werd hij eremijt.
- Dat was een hele openbaring.