Hij heeft de hakken los.
Hij is onafhankelijk van zijn ouders.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De beer is los.
- Zij maakt het beest in hem los.
- Zijn boordje er niet voor los maken.
- Er zit bij hem een draadje [snaar] los.
- Hij gaat er driftig op los.
- Het is net of de Duivel er los is.
- Dat is te dwaas om los te lopen.
- Het hangt aan elkaar als los [droog] zand.
- Dat is te gek om los te lopen.
- Hij is van God los.
- Hij is grof gesponnen en los genaaid.
- Hij heeft de lat los.
- Er is bij hem een schroefje los.
- De tong raakt los.
- Met de botte bijl hakken.
- Hij heeft de hakken uitgestoken.
- Hij trekt aan de hakken.
- Iemand de hakken [hielen] laten zien.
- Zij is kort van hakken.
- Een leger in de pan hakken.
- Zij spint loopgaren en haspelt het met de hakken.