Hij heeft een hoofd als een ijzeren pot.
Hij heeft een heel goed geheugen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Zijn bloed is op uw hoofd.
- Boter op je hoofd hebben.
- Hij is mij boven het hoofd gegroeid.
- Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
- Niet één haar op mijn hoofd dat er aan denkt.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Zijn hoed zit altijd op zijn hoofd.
- Hij heeft de hommel in het hoofd.
- Hij heeft een hoofd daar hij naar leeft.
- Hij heeft met zijn hoofd tussen de draaideur gezeten.
- Hij heeft het hoofd in de schoot gelegd.
- Iemand iets naar het hoofd smijten.
- Hij laat het hoofd hangen.
- Hij loopt met zijn hoofd in de nek.
- Iemand over het hoofd hangen.
- Iets over het hoofd zien.
- Daar staat zijn hoofd niet naar.
- Hij steekt zijn hoofd in alle gaten.
- Hij verwedt er zijn hoofd [kop] onder.
- Hij is voor het hoofd gestoten.
- Een goede vrouw is zonder hoofd.
- Iemand het hoofd op hol brengen.
- Ergens zijn hoofd over klauwen.
- Iemand het hoofd voor de voeten leggen.
- Het hoofd loopt mij om.
- Zijn hoofd loopt om als een rosmolen.
- Iemand het hoofd bieden.
- Dat is hem door het hoofd gewaaid.
- Zijn hoofd neerleggen.
- Iemand het hoofd rechtzetten.
- Zijn hoofd stoten.
- Zijn klak is aan zijn hoofd vastgegroeid.
- Iemand het hoofd warm maken.
- Hij heeft een kei in zijn hoofd.
- De kei leutert hem in het hoofd.
- Zijn knie steekt door zijn hoofd.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- Een leven als een luis op een zeer hoofd.
- De man is het hoofd.
- De man is het hoofd de vrouw is de nek.
- Hij heeft wat muizenesten in zijn hoofd.
- Zijn oren staan te dicht bij zijn hoofd.
- Iemand de oren van het hoofd eten.
- Hij liegt dat het rookt boven zijn hoofd.
- Spijt hebben als haren op mijn hoofd.
- Op 'nen vollen buik staat een vrolijk hoofd.
- Hij heeft wind in zijn hoofd.
- Ergens een zwaar [hard] hoofd in hebben.
- Hij wil een boon in de pot doen.
- De deksel van de pot aflichten.
- Het is er de dood in de pot.
- Hij is zo doof als een pot.
- Hij eet mee uit de grote pot van Egypte.
- Haar pot is aangebrand.
- De hond in de pot vinden.
- Beter een luis in de pot dan helemaal geen vlees.
- Hij piest naast de pot.
- In één pot schijten.
- Hij heeft de pot verteerd.
- Hij moet de pot dekken.
- Daar staat een pot te vuur.
- Zo vol als een pot met peren.
- Die de pot breekt betaalt de scherven.
- Iemand in de pot doffen.
- ijzeren pot.
- Als de pot kookt dan bloeit de vriendschap.
- De pot verwijt de ketel dat hij zwart is.
- Het is één pot nat.
- De pot gaat te vuur.
- Van de stijfkop en de zot vult de advocaat zijn pot.
- Strelende katjes halen het vlees uit de pot.