Hij trok aan het kortste eind.
Hij kwam er het slechtste vanaf.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Kort afzeggen is vriendschap doen.
- Kort en bondig.
- Goed gezelschap maakt korte mijlen.
- Lang haar en kort verstand.
- Kort van hand zijn.
- Hij komt handen te kort.
- Lange kleren korte zinnen.
- Korte metten [wetten] maken.
- De mens heeft maar een kort leven.
- Hij houdt van een kort gebed en van een lang gevret.
- We willen een kort gebed en een lange maaltijd.
- Hij zit kort.
- Hij is kort aangebonden.
- Iemand te kort doen.
- Iemand kort houden.
- Hij is kort van begrip.
- Zij is kort van hakken.
- Iets kort en klein slaan.
- Hij is kort van memorie.
- Ergens in te kort schieten.
- Ergens kort spel mee maken.
- Leugens hebben korte benen.
- Een kort lied is gauw gezongen.
- De teugels kort houden.
- Korte rekening maakt lange vriendschap.
- Vrouwen dragen lange kleren maar korte zin.
- Dat loopt op zijn eind.
- Dat is een begin zonder eind.
- Eind goed al goed.
- Hij is aan het eind van zijn akker.
- Iemand aan zijn eind brengen.
- Op het eind van de fuik vangt men de vis.
- Het eind zal de lasten dragen.
- Hij is aan het eind van zijn Latijn.
- Dat was het eind van het lied.
- Zij is een eind weg.
- Met hoffelijkheid kom je een heel eind.
- Dat is een lied [verhaal] zonder eind.
- Jong en oud op het eind wordt alles koud.
- Hij heeft het bij het verkeerde eind.
- Hij zit aan het verkeerde eind van het touw.