Hij zit kort.
Hij heeft bijna geen geld meer.
Trefwoorden
kortSpreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Kort afzeggen is vriendschap doen.
- Kort en bondig.
- Lang haar en kort verstand.
- Kort van hand zijn.
- Hij komt handen te kort.
- De mens heeft maar een kort leven.
- Hij houdt van een kort gebed en van een lang gevret.
- We willen een kort gebed en een lange maaltijd.
- Hij is kort aangebonden.
- Iemand te kort doen.
- Iemand kort houden.
- Hij is kort van begrip.
- Zij is kort van hakken.
- Iets kort en klein slaan.
- Hij is kort van memorie.
- Ergens in te kort schieten.
- Ergens kort spel mee maken.
- Een kort lied is gauw gezongen.
- De teugels kort houden.