SW Spreekwoorden.nl
Home Spreekwoorden op trefwoord Spreekwoorden op werkwoord Spreekwoorden A-Z Contact
Home Spreekwoorden op thema Spreekwoorden op trefwoord Spreekwoorden op werkwoord Spreekwoorden A tot Z

Huisje boompje beestje.

Het gewone burgerleven: Een huis met een tuin en eventueel een huisdier (en kinderen).


Trefwoorden

boom beest huisje

Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden

  • De appel valt niet ver van de boom [stam].
  • Ook de beste boom geeft slechte vruchten.
  • Hij heeft van de boom der kennis gegeten.
  • Men moet de boom buigen als hij jong is.
  • Een boom valt niet met de eerste slag.
  • Een boom opzetten.
  • Een boom in brand steken.
  • Dat is een boom van een vent.
  • Boompje groot potertje dood.
  • Jonge boompjes moet men buigen.
  • Kleine boompjes worden groot.
  • Het is boter tot de boom.
  • Het is botertje tot de boom.
  • Een dood paard aan een boom binden.
  • Steek je hand niet tussen de schors en de boom.
  • De kat uit de boom kijken.
  • Hij is omgekeerd als een blad van een boom.
  • Daar is staak noch boom te zien.
  • Hoe stiller water hoe dieper boom.
  • Aan de vruchten herkent [kent] men de boom.
  • Aan de vruchten kent men de boom.
  • Dat ligt in de aard van het beestje.
  • Zij maakt het beest in hem los.
  • Een beest maken.
  • De beest spelen.
  • Hij heeft een beestje na een feestje.
  • Het beestje moet een naam hebben.
  • Hoe groter de geest hoe groter het beest.
  • Schuld is een kwaad beest dat niemand hebben wil.
  • Tegen een heilig huisje schoppen.
  • Hij houdt zijn huisje bij zijn schuurtje.
  • Ieder huisje heeft een deurtje.
  • Het is er een huisje van hou-aan.
  • Het is in het huisje.
  • Op het huisje gaan.
  • In het huisje wegen.
  • Het schuurtje moet bij het huisje blijven.
Cookies en privacy • Contact
Volg ons op Facebook

© 2007 - 2021 Spreekwoorden.nl