Iemand de huid vol schelden.
Iemand helemaal uitschelden.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij is bang voor zijn huid.
- Met huid en haar opeten.
- Ergens zijn huid aan wagen.
- Zij trachtten hun huid zo duur mogelijk te verkopen.
- Een groot woord houdt een kerel van de huid.
- Hij heeft er zijn buik van vol.
- Zij heeft een buik vol benen.
- Des Duivels zak is nooit vol.
- Hij heeft zijn gat vol schulden.
- Met graantje bij graantje krijgt de hen de krop vol.
- Waar het hart van vol is vloeit de mond van over.
- Waar het hart van vol is loopt de mond van over.
- Hij heeft zijn laars vol.
- De lucht hangt nog vol dagen.
- De maat is vol.
- Hij staat met de mond vol tanden.
- Iedereen heeft er de mond van vol.
- Zo vol als een pot met peren.
- Een redevoering vol bombast.
- Hij is een vat vol wetenschap.
- Dat is een vat vol tegenstrijdigheden.
- Ze waren vol zoeten wijns.
- Menige zak wordt toegebonden die niet vol is.
- Daar gaat veel zeggens in een zak eer hij vol is.
- Zeven is een galg vol.
- Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart.