Je kop boven het maaiveld steken.
Boven de middelmaat uitsteken; iets bijzonders ondernemen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Er is altijd baas [meester] boven baas [meester].
- Hij is boven zijn bier.
- Van boven blinken van onder stinken.
- Van boven bont van onder stront.
- Dat is botertje boven.
- Hij likt naar boven en trapt naar onderen.
- Hij is mij boven het hoofd gegroeid.
- Hij staat boven de wet.
- Hij is weer boven water gekomen.
- Boven zijn stand leven.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Mans hand boven.
- Dat gaat boven zijn horizon.
- Hij is boven Jan.
- Er met kop en schouders boven uitsteken.
- Hij komt de moeilijkheden te boven.
- De natuur gaat boven de leer.
- De natuur gaat boven is sterker dan de leer.
- Dat staat als een paal boven water.
- Hij is boven zijn pegel.
- Dat gaat hem boven zijn pet.
- Dat gaat boven mijn prik.
- Hij liegt dat het rookt boven zijn hoofd.
- Tevredenheid gaat boven rijkdom.
- Hij is boven zijn theewater.
- Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
- Hij staat een veld boven de wind.
- Het vet wil boven drijven.
- Als de wijn zinkt zwemmen de woorden boven.
- De bink steken.
- Een boom in brand steken.
- Iemand een teen onder zijn broek steken.
- De broodkruimels steken hem.
- De broodkruimels steken hem.
- De gek steken met iets of iemand.
- Hij moet zijn hand in de zak steken.
- Je moet de hand in eigen boezem steken.
- De hand in eigen boezem steken.
- Zijn hand in een wespennest steken.
- De handen uit de mouwen steken.
- Iemand een hart onder de riem steken.
- De hoofden [koppen] bij elkaar steken.
- Horzels steken niet en hommels doden niet.
- Iets achter de kiezen steken.
- Iemand in de kleren steken.
- Zijn kop in 't zand steken.
- Ze hebben de koppen in één zak gestoken.
- Iemand naar de kroon steken.
- Ergens zijn krukken tussen steken.
- In een kwaad vel steken.
- zijn moeders huis in brand gestoken.
- De naald in het spek steken.
- Iemand in het pak steken.
- Iemand een pluim op de hoed steken.
- Iemand in de put steken.
- Een spaak [stok] in het wiel steken.
- Daar is geen hand aan te steken.
- Hij kan een stok in zijn keel steken.
- Ergens een stokje voor steken.
- Iemand een veer op de hoed [in de broek] steken.
- Iemand een veer in zijn kont steken.
- Hij reageerde als door een wesp gestoken.
- De woorden bleven hem in de keel steken.
- Iemand in de zak steken.
- Iets in zijn zak steken.
- In zee steken.
- De bout op de kop krijgen.
- Hij verwedt er zijn hoofd [kop] onder.
- Hij heeft de horzel in de kop.
- Hij praat als een kip [kuiken] zonder kop.
- Hij heeft de kolder in zijn kop.
- Hij heeft een kop als een windmolen.
- Hij heeft een kop als een bakerton.
- Hij heeft de kop door het helster.
- Hij heeft een kop als een almanak.
- Hij houdt de kop ervoor.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Iets op de kop tikken.
- Op de kop af.
- Daar is een kop gort bij nodig om dat uit te tellen.
- Wat hij in zijn kop heeft heeft hij niet in zijn kont.
- Wat hij in zijn kop heeft zit hem niet in zijn gat.
- Op de kop krijgen.
- Hals over kop.
- Een knappe kop.
- Over de kop gaan.
- Kop [Kruis] of munt.
- De kop moet het gat verkopen.
- De kop van Jut.
- Tussen kop en staart zit de beste vis.
- Zijn kop is zwaarder dan zijn benen.
- Hij is met de kous op de kop thuisgekomen.
- Volle krop dolle kop.
- Hij heeft een plank [plaat] [bord] voor zijn kop.
- Hij heeft de schaamte de kop afgebeten.
- Hij schaamt zich de ogen uit zijn kop.
- Hij heeft snot in de kop.
- Een speld heeft ook een kop.
- De spijker op de kop slaan.