Jong geleerd [gewend] oud gedaan.
Alles wat je in je jeugd leert kan de rest van je leven van nut zijn.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Beloften half gedaan zijn haast in rook vergaan.
- Met geld en goede woorden krijgt men veel gedaan.
- Zo gewend zo gedaan.
- Hoe harder dat het regent hoe gauwer is het gedaan.
- Het is gedaan met Kaatje.
- Dat heeft de kat van de bakker gedaan.
- Als het op is is het koken gedaan.
- Als het op is is het kopen gedaan.
- Als het op is is het malen gedaan.
- Als de roe van de rug is ishet geselen gedaan.
- Zijn hoge sprongen zijn gedaan.
- Dat is voor een vissersdeur gedaan.
- Het werk wordt met de Franse slag gedaan.
- Er bleef geen oud wijf achter het spinnewiel.
- Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.
- De Duivel is oud.
- Jong een hoer oud onder de preekstoel.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Die jong spaart lijdt oud geen gebrek.
- Beter jong gestorven Als oud bedorven.
- Een nieuwe lap zetten op een oud kleed.
- Dat is lood om oud ijzer.
- Het is lood om oud ijzer.
- Jong een hoveling oud verschoveling.
- Wie niet oud wil worden moet zich jong ophangen.
- Men is nooit te oud om te leren.
- Dat is wat nieuws op een oud thema.
- Hij wordt als oud vuil behandeld.
- Dat is zo oud als Methusalem.
- Jong en oud op het eind wordt alles koud.
- Dat is erg oud.
- Wat oud is knort graag; wat jong is speelt graag.
- Een oud besje.
- Dat is een oud hartzeer.
- Waar oud hooi is daar is ook oud geld.
- Op oud ijs vriest het licht.
- Een oud paard jaagt men aan de dijk.
- Het is een oud paard uit de Openbaring.
- Oud en stijf en nog geen wijf.
- Dat is zo oud als de straat.
- Zij is een oud vel.
- Dat is oud vuil.
- Dat is zo oud als de weg naar Rome.
- Dat is zo oud als de weg naar Kralingen.
- Hij is een oud wijf.
- Oud zeer open krabben.
- Jong te paard [peerd] oud te voet.
- Hij heeft een smaak in zijn mond als een oud wijf.
- Toen David oud werd maakte hij psalmen.
- Toen de Duivel oud werd werd hij eremijt.
- Men moet de boom buigen als hij jong is.
- Jong getrouwd is jong berouwd.
- Het is een goed jong dat naar zijn ouder tiert.
- Kinderen zijn nog te jong voor drank.
- Men moet het takje buigen als het jong is.
- Het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is.
- Om geleerd te zijn moet men ter schole gaan.
- Die geleerd wil worden moet vroeg opstaan.