Met vuur spelen.
Gevaarlijk te werk gaan.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De baron spelen.
- De beest spelen.
- Eigen rechter spelen.
- Hij wil uit een andere grondtoon spelen.
- Met open kaart spelen.
- Iemand in de kaart spelen.
- Op de klomp spelen.
- Knuppel uit-de-zak spelen.
- Parten spelen.
- Op de poot spelen.
- Schuilevinkje spelen.
- Handjeplak spelen met iemand.
- Van spelen komt kwelen.
- Zij spelen onder één hoedje.
- Haas-op spelen.
- Leentjebuur spelen.
- Ze spelen mooi weer van mijn geld.
- Iemand een trek spelen.
- iemands trots in te spelen.
- Mijn hand steek ik daar niet voor in het vuur.
- Hoogmoed en vrede is water en vuur.
- De kastanjes voor iemand uit het vuur halen.
- Hij stookt kwaad vuur.
- Een land te vuur en te zwaard verwoesten.
- Dat was olie op het vuur.
- Daar staat een pot te vuur.
- De pot gaat te vuur.
- Daar staat een potje op het vuur.
- De tang ligt in het vuur.
- Hij heeft verschillende ijzers in het vuur.
- Beter doorhet vuur te vliegen dan er door te kruipen.
- Vuil water blust ook vuur.
- Die te dicht bij het vuur zit verbrandt zijn knoesels.
- Die het dichtst bij het vuur zit warmt zich het best.
- Men moet het vuur onder de as zoeken.
- Die hem tussen vuur en stro zet brandt geerne.
- Geen rook zonder vuur.
- Die vuur wilt hebben moet de rook verdragen.
- Het vuur aanblazen.
- Vuur in de ene hand dragen en water in de andere.
- Iemand het vuur aan de schenen leggen.
- Zich het vuur uit de sloffen lopen.
- Vuur en liefde trekken sterk en beletten menig werk.
- Vuur en stro dient niet alzo.
- Hij is in het vuur verguld.
- Vuur en vlam spuwen.
- Vuur bij het vlas brand wonder ras.
- Vuur aan wal is nog geen baken.
- Het is water en vuur.
- Waar het werk bij het vuur ligt is brand te vrezen.