Samen uit samen thuis.
Als je samen ergens aan begint moet je het ook gezamelijk afmaken en tegelijk eindigen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De haan is de baas als de hen niet thuis is.
- Hij is van alle markten thuis.
- Hij komt met een nat zeil thuis.
- Oost west thuis best.
- Hij is vóór de regen thuis.
- Hij is van alles thuis.
- Was Dina thuis gebleven dan was zij kuis gebleven.
- Is de katte niet thuis zo krevelt de muis.
- Hij is niet thuis.
- Zoals het klokje thuis tikt tikt het nergens.
- Traag gereden is vroeg thuis.
- Hij krijgt zijn trekken wel weer thuis.
- Die zijn vrouw liefheeft laat haar thuis.
- De vrouw wil het thuis graag de baas zijn.
- Kraaien en duiven vliegen nooit samen.
- Loden pijpen samen delen.