Spreekwoorden op trefwoord brand
Een boom in brand steken.
Urineren tegen een boom.
Wilt ge brand vermijden vraagt bijtijds uw schouw.
Je moet bijtijds voorzorgsmaatregelen nemen.
Zij gaan gearmd naar de brand.
Zij gaan samen ergens naar toe.
In de brand zitten.
Zwaar in de problemen zitten.
De brand is geblust.
Het probleem is opgelost.
Iemand uit de brand helpen.
Iemand zijn problemen oplossen.
Brand je vingers niet.
Kijk uit dat je de regels niet overtreed.
zijn moeders huis in brand gestoken.
Hij is nog trots ook op die schandelijke daad.
Moord en brand schreeuwen.
Heel erg tekeer gaan.
Vuur bij het vlas brand wonder ras.
Je moet twee (ongetrouwde) geliefden niet te veel de gelegenheid geven.