Spreekwoorden op trefwoord branden
Hij is bang zich aan koud water te branden.
Hij is te voorzichtig.
Een kaars voor de Duivel branden.
Uit eigenbelang de slechte daden van iemand bagatelliseren.
Voor iedere heilige een kaars branden.
Iedereen die het verdiend bedanken.
Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden.
Hij spendeert onnodig veel geld.
Die zich uit de rook houdt zal zich niet branden.
Als je de problemen niet opzoekt zal je ook niets overklomen.
Bovenste beste Lieve vriend Brand je vingers niet.
Kijk uit dat je de regels niet overtreedt.
Het vuurtje aan het branden maken.
Ergens ruzie over gaan maken.