Die tegen de wind spuwt maakt zijn baard vuil.
Als je tegen een overmacht vecht zul je het nooit winnen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Een echte man heeft een baard.
- Iemand iets in de baard wrijven.
- Een kus zonder baard is een ei zonder zout.
- In zijn baard brommen.
- De baard in de keel krijgen.
- Hij wil aan mijn baard leren scheren.
- Iemand in de baard varen.
- Rode baard duivels aard.
- Twisten om des keizers baard.
- De vos verandert wel van baard maar niet van aard.
- De wolf ruilt wel van baard maar niet van aard.
- Iemand zeem aan de baard strijken.
- Dat is mij tegen de boeg.
- Dat stuit mij tegen de borst.
- Ergens een dam tegen opwerpen.
- Dat deed hij tegen wil en dank.
- Tegen de dood is geen kruid gewassen.
- Tegen de draad ingaan.
- Hij grijnst als de drommel tegen de dageraad.
- Hij grijnst als de Duivel tegen het morgenrood.
- De Duivel vergeet geen stoot tegen zijn bokkepoot.
- Tegen elf ogen dobbelen.
- Hij gooit zijn gat [kont] tegen de kribbe.
- Hij is tegen de goesting getrouwd.
- Tegen een heilig huisje schoppen.
- Zich ergens tegen kanten.
- Tegen iemands kar rijden.
- Tegen de keer [stroom] ingaan.
- Tegen de klippen op.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Hij is tegen de lamp gelopen.
- Een bekende tegen het lijf lopen.
- Een lui man ziet op tegen werken.
- Tegen een oven kan men niet gapen.
- Hij is tegen de paal gelopen.
- Zij is een remedie tegen de liefde.
- Tegen moeten is geen respijt.
- Hij staat met zijn rug tegen de muur.
- Tegen de tand des tijds is niets bestand.
- Het zit hem erg tegen.
- Hij vecht tegen zijn eigen schaduw.
- Hij groeit tegen de verdrukking in.
- De verzenen tegen de prikkels slaan.
- Een vrouw valt in het huwelijk vaak tegen.
- Tegen de wereld slaan.
- Tegen de wieg stoten.
- Tegen wind en stroom is het kwaad roeien.
- Hij vecht tegen windmolens.
- Het ei is vuil bij haar.
- Zijn handen ergens aan vuil maken.
- Hij wordt als oud vuil behandeld.
- Dat is oud vuil.
- Net bij kuis en vet bij vuil valke bij valke en uil bij uil.
- Iemand met vuil gooien.
- Vuil water blust ook vuur.
- Molens malen met geen wind die voorbij is.
- Hij loopt met zijn neus in de wind.
- Het staal wordt in de wind gehard.
- Hij stinkt een uur in de wind.
- Hij staat een veld boven de wind.
- Dat is water en wind.
- Hij is door de wind.
- Hij heeft de wind in de zeilen.
- Hij heeft de wind eronder.
- Hij heeft wind in zijn hoofd.
- Hij krijgt de wind van voren.
- Hij laat de wind door de hekken waaien.
- Hij laat te veel wind door de hekken waaien.
- Dat stinkt een uur in de wind.
- Die wind zaait zal storm oogsten.
- Wie wind zaait zal storm oogsten.
- Hij is in de wind.
- Hij maakt veel wind.
- Dat is een rak in de wind.
- De wind waait uit een andere hoek.
- Wind! Zei Fokke en hij blies in 't zeil.
- De wind zit eronder.
- De huik naar de wind hangen.
- Veel wind weinig te malen.
- Veel wind weinig regen.
- Iemand de wind uit de zeilen nemen.
- Men moet zeilen terwijl de wind waait.