Een boekje over iemand open doen.
Slechte dingen over iemand publiek maken.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij houdt een achterdeur open.
- Zijn achterdeur open zetten.
- Mijn deur staat altijd open.
- Dat is een open deur.
- Een open deur intrappen.
- De deur staat wagenwijd open.
- Dweilen met de kraan open.
- Het geld doet alle deuren open.
- Het is daar een open hof.
- Met open kaart spelen.
- Zijn Franse kerk staat open.
- Ge moet uw ogen of uw beurs open doen.
- Oud zeer open krabben.
- Dat was een schot voor open doel.
- Hij zet zijn schuurdeur open.
- Strijden met open vizier.
- Open winters open graven.
- Kort afzeggen is vriendschap doen.
- Een blind paard kan er geen schade doen.
- Een kleine boodschap doen.
- Hij wil een boon in de pot doen.
- Iets uit de doeken doen.
- Doen is een ding.
- Dat is geen doen met eer.
- Om zot te zijn met fatsoen is er wijsheid van doen.
- Gelukkige zotten hebben geen wijsheid van doen.
- Iets met één hand kunnen doen.
- Iemand iets aan de hand doen.
- Iets in een handomdraai doen.
- Ergens heilig mee doen.
- Zijn hemd in de Franse dag doen.
- Kallen is mallen doen is een ding.
- Dan doen de kiezen hem niet meer zeer.
- Een kind kan de was doen.
- Als de kinderen hun zin doen krijsen ze niet.
- Kinderen doen kinderwerken.
- Iemand te kort doen.
- Zonder omslag iets doen.
- Beter onrecht lijden dan onrecht doen.
- Pietluttig doen.
- Om de poen is het al te doen.
- Een ommelandse reis doen.
- Ergens een schepje bovenop doen.
- Een schietgebedje doen.
- Ergens zijn slinger in hebben Iets met plezier doen.
- Hij geeft het hem in tienen te doen.
- Als twee hetzelde doen is het nog niet hetzelfde.
- De voorsten doen wat de achtersten niet mogen.
- Water in de wijn doen.
- Iets als de wiedeweerga gaan doen.
- Een goed woordje voor iemand doen.
- Tussen doen en zeggen lange mijlen leggen.
- Het is met zeggen niet te doen.
- Zeggen en doen is twee.
- Zeggen en doen verschilt wel tien roen.
- Met een auto over de weg blazen.
- Hij is de berg over.
- Over de bezem getrouwd zijn.
- Het over een andere boeg gooien.
- Iemand over de brug helpen.
- De bui over laten drijven.
- Wie met de Duivel gescheept is moet met hem over.
- De gal loopt hem over.
- Het geld over de balk smijten [gooien].
- Het geld over de balk gooien.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Hij is daar over de hand.
- Zich er geen grijze haren over laten groeien.
- Waar het hart van vol is vloeit de mond van over.
- Iemand over de hekel halen.
- Iemand over het hoofd hangen.
- Iets over het hoofd zien.
- Ergens zijn hoofd over klauwen.
- Over de kling jagen.
- Waar het hart van vol is loopt de mond van over.
- Over koetjes en kalfjes praten.
- Hals over kop.
- Over de kop gaan.
- Ergens een kruis over maken.
- Ergens over kwijlen.
- Dat gaat over land en zand.
- Het was of hem een luis over de lever liep.
- De maat loopt over.
- De mast over boord zeilen.
- Mans moer Is de Duivel over de vloer.
- Iemand over het paard tillen.
- Kleine potjes lopen gauw over.
- Hij is met de Prins over de Maas geweest.
- Zij zijn over de puthaak getrouwd.
- De schaaf over iemand laten gaan.
- Als één schaap over de dam is volgen er meer.
- Het loopt over veel schijven.
- Iemand over de schouder aanzien.
- Ergens een sluier over gooien.
- Over smaak valt niet te twisten.
- Dat was een snee over zijn gezicht.
- Haal er de spons maar over.
- Hij strijkt met zijn hand over zijn hart.
- Ergens over struikelen.
- Iemand over de tong halen.
- De fiolen van toorn over iemand uitstorten.
- Twee over één is moorden.
- Ergens over vallen.
- Hij is vel over been.
- Iemand het vel over de oren halen.
- Vertellen over de bloemetjes en de bijtjes.
- Als hij over hem viel zou hij hem nog niet herkennen.
- Zijn vleugels over iemand uitbreiden.
- Hij heeft de vogel over het touw laten gaan.
- Hij heeft veel volk over de vloer.
- Als de vriendschap te groot is loopt ze over.
- Zijn wagen rolt over een zandweg.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Ergens de Franse zweep over leggen.
- Hij gaat zijn boekje te buiten.