Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
Niets duurt eeuwig; iedereen gaat dood.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij kan aardig uit de dop komen.
- Niet aan de bak komen.
- Bier en barmhartigheid komen bij elkaar.
- Uit het dal komen.
- Tussen de deuren komen.
- Iemand dwars voor de boeg komen.
- Van de Eems in de Dollard komen.
- Voor het front komen.
- In het geniep Stiekem In het geweer komen.
- Bij iemand in het gevlij komen.
- In het geweer komen.
- Iemand te hulp komen.
- Er kaal van af komen.
- De kalanders komen op geen lege graanzolders.
- Zij heeft de kat aan de kaas laten komen.
- Men moet de kat niet aan de kaas laten komen.
- Er zonder kleerscheuren vanaf komen.
- Met kousen en schoenen aan in de hemel komen.
- In de kraam komen.
- Iemand op zijn lichaam komen.
- Aan de man komen.
- Iemand op zijn mieter komen.
- Iemand in het naadgaren komen.
- Het paard moet tot de kribbe komen.
- Ergens raar langs komen.
- Raar uit de bocht komen.
- Iemand op de ribben komen.
- zo snel aan de vrouw komen.
- Even stoom afblazen Even tot rust komen.
- Hij is op een strowis komen aandrijven.
- Uit zijn tent komen.
- Komen die tijden, komen die plagen.
- Ergens aan zijn trekken komen.
- Komen we vandaag niet dan komen we morgen.
- Het zal vast wel goed komen.
- Te voorschijn komen.
- Vrouwen die zich goed en netjes presenteren komen snel aan de man.
- Na de andere week komen er veel mooie dagen.
- Zuster Anna zie je nog niets komen?
- Zij gaan als zwijnen aan de bak.
- Voor de bijl gaan.
- Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
- Zij gaan gearmd naar de brand.
- Uit je dak gaan.
- Daarvan gaan er dertien in een dozijn.
- In de lange dienst gaan.
- Dood gaan we allemaal.
- Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
- Om gajes gaan.
- Om geleerd te zijn moet men ter schole gaan.
- Naar de haaien gaan.
- Geen baren gaan hem te hoog.
- Op het huisje gaan.
- Er gaan meer kinderen dood dan ouderen.
- Met de kippen op stok gaan.
- Wie de klok luidt kan niet in de processie gaan.
- Door de knieën gaan.
- Naar kooi gaan.
- Over de kop gaan.
- De kreeftengang gaan.
- Op de lappen gaan.
- Iemand om de lever gaan.
- Iemand te lijf gaan.
- Om een luchtje gaan.
- Ze gaan aan hetzelfde euvel mank.
- Met manken leert men kreupel gaan.
- Recht door zee gaan.
- Ergens met de roffel overheen gaan.
- Daar gaan koppen rollen.
- Op rozen gaan.
- De schaaf over iemand laten gaan.
- Er gaan veel makke schapen in één hok.
- Naar school gaan om het jufferen te leren.
- Schoot gaan.
- Met zijn spot naar bed gaan.
- Dat zal een behoorlijke tijd gaan duren.
- Daarvan gaan er twaalf in een dozijn.
- De leukste meisjes gaan niet vaak uit.
- Daar gaan klappen vallen.
- Via Rome naar Parijs gaan.
- Hij heeft de vogel over het touw laten gaan.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Je moet een vrouw niet uit laten gaan.
- Op de vuist gaan.
- Iets als de wiedeweerga gaan doen.
- Onder de wol gaan.
- Met iemands woorden naar de markt gaan.
- De zaken gaan voor het meisje.
- Met iemand in zee gaan.
- Om zeep gaan.
- Onder zeil gaan.
- Een zwaard zal door uw ziel gaan.
- Aan de zwier gaan.
- Een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag.
- God is geen spreker doch op Zijn tijd een wreker.
- Als buurmans huis brandt is het tijd om uit te zien.
- Koop het in de tijd en gebruik het in de nood.
- Een krijgsman wint al veel al wint hij niets dan tijd.
- Oordeel niet voor de tijd.
- Met passen en meten wordt de meeste tijd versleten.
- Hij weet tijd en tij te kavelen.
- Hij weet de tijd goed uit te kopen.
- Neemt uw tijd te baat te vroeg is beter dan te laat.
- Komt tijd Komt raad.
- Hij is bij de tijd.
- Tijd slijt.
- De tijd uitkopen.
- Bij tijd en wijle.
- Het is tijd dat ik mijn anker licht.
- Tijd is geld.
- De tijd zal het leren.
- De tijd zal het leren.
- Tijd brengt raad.
- De tijd baart rozen.
- De tijd is snel gebruikt hem wel.
- Met tijd en stond gaat men de wereld rond.
- Met tijd en stro rijpen de mispels.
- Tijd heeft vleugels en geen teugels.
- Met tijd en vlijt geraakt men wijd.