Hij is verdronken eer hij water gezien heeft.
Hij heeft zich verbonden aan een meisje terwijl hij nog niet eens echt volwassen is.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Armoe schendt geen eer.
- Iemand de laatste eer bewijzen.
- Hij danst eer de fiedel gaat.
- Is geven een eer houden is profijt.
- Bezint eer ge begint.
- Dat heeft wat in eer de laatste man te bed komt.
- Dat komt mijn eer te na.
- Dat is geen doen met eer.
- De eer aan zichzelf houden.
- Eer en bate zijn zelden bij malkaar.
- Het is eer gespaard als vergaard.
- Eer is teer.
- Hoe eer de vogel zingt hoe eer de kat hem wringt.
- Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
- Zij is niet gerust eer ze in de onrust is.
- Dat doet je hart eer aan.
- Naar roem en eer behaken.
- Beproeft uw schouders eer gij draagt.
- De tafel de nodige eer bewijzen.
- Het veld van eer.
- Verloren eer keert moeilijk weer.
- Vlieg niet eer je vleugels hebt.
- Daar gaat veel zeggens in een zak eer hij vol is.
- Hij is bang zich aan koud water te branden.
- Veel beekjes maken een groot water.
- Hij is weer boven water gekomen.
- Uit zuivere bronnen vloeit zuiver water.
- Geen water is hem te diep.
- Hij verdient geld als water.
- Geld in het water gooien.
- Dat is geld in het water smijten.
- Zij gelijken op elkaar als twee druppels water.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Hij heeft hoog water.
- Hij loopt met hoog water.
- Hoogmoed en vrede is water en vuur.
- Waar kikkers zijn daar is ook water.
- Een kring om de zon brengt water in de ton.
- Loop niet in het water.
- Dat staat als een paal boven water.
- Hij is zo rijk als het water diep is.
- Spijkers op laag water zoeken.
- Hoe stiller water hoe dieper boom.
- Het is een storm in een glas water.
- In troebel water is het goed vissen.
- Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
- Hij is zo vlug als water.
- Hij is zo vals als het schuim op het water.
- Vuil water blust ook vuur.
- Vuur in de ene hand dragen en water in de andere.
- Dat wast al het water van de zee niet af.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Hij is onder water.
- Die op het water is moet varen.
- Hij spaart het water.
- Iets valt in het water.
- Die het water deert die het water keert.
- Zonder water draait de molen niet.
- Het water loopt altijd naar de zee.
- Het water komt op de dijk.
- Het water komt aan de lippen.
- Het is water en vuur.
- Water in de wijn doen.
- Dat is water en wind.
- Water in zee [de Rijn] dragen.
- Het is water naar de zee dragen.
- Werp uw brood uit op water.
- De zee is altijd zonder water.