Dat staat als een paal boven water.
Dat is absoluut zeker.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Er is altijd baas [meester] boven baas [meester].
- Hij is boven zijn bier.
- Van boven blinken van onder stinken.
- Van boven bont van onder stront.
- Dat is botertje boven.
- Hij likt naar boven en trapt naar onderen.
- Hij is mij boven het hoofd gegroeid.
- Hij staat boven de wet.
- Hij is weer boven water gekomen.
- Boven zijn stand leven.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Mans hand boven.
- Dat gaat boven zijn horizon.
- Hij is boven Jan.
- Je kop boven het maaiveld steken.
- Er met kop en schouders boven uitsteken.
- Hij komt de moeilijkheden te boven.
- De natuur gaat boven de leer.
- De natuur gaat boven is sterker dan de leer.
- Hij is boven zijn pegel.
- Dat gaat hem boven zijn pet.
- Dat gaat boven mijn prik.
- Hij liegt dat het rookt boven zijn hoofd.
- Tevredenheid gaat boven rijkdom.
- Hij is boven zijn theewater.
- Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
- Hij staat een veld boven de wind.
- Het vet wil boven drijven.
- Als de wijn zinkt zwemmen de woorden boven.
- Hij is bang zich aan koud water te branden.
- Veel beekjes maken een groot water.
- Uit zuivere bronnen vloeit zuiver water.
- Geen water is hem te diep.
- Hij is verdronken eer hij water gezien heeft.
- Hij verdient geld als water.
- Geld in het water gooien.
- Dat is geld in het water smijten.
- Zij gelijken op elkaar als twee druppels water.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Hij heeft hoog water.
- Hij loopt met hoog water.
- Hoogmoed en vrede is water en vuur.
- Waar kikkers zijn daar is ook water.
- Een kring om de zon brengt water in de ton.
- Loop niet in het water.
- Hij is zo rijk als het water diep is.
- Spijkers op laag water zoeken.
- Hoe stiller water hoe dieper boom.
- Het is een storm in een glas water.
- In troebel water is het goed vissen.
- Hij is zo vlug als water.
- Hij is zo vals als het schuim op het water.
- Vuil water blust ook vuur.
- Vuur in de ene hand dragen en water in de andere.
- Dat wast al het water van de zee niet af.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Hij is onder water.
- Die op het water is moet varen.
- Hij spaart het water.
- Iets valt in het water.
- Die het water deert die het water keert.
- Zonder water draait de molen niet.
- Het water loopt altijd naar de zee.
- Het water komt op de dijk.
- Het water komt aan de lippen.
- Het is water en vuur.
- Water in de wijn doen.
- Dat is water en wind.
- Water in zee [de Rijn] dragen.
- Het is water naar de zee dragen.
- Werp uw brood uit op water.
- De zee is altijd zonder water.
- Zijn barometer staat op storm.
- Er staat een beer aan het hek te rammelen.
- Zijn bovenkamer staat te huur.
- Hij staat daar buiten.
- Het staat voor de deur.
- Mijn deur staat altijd open.
- De deur staat wagenwijd open.
- Een dreigend gevaar staat hem te wachten.
- Hij staat duizend angsten uit.
- Hij staat daar als een ezel tussen twee oppers hooi.
- Jij staat er gekleurd op.
- Dat staat op het getouw.
- Hij staat in de geur.
- Zijn haar staat kroes.
- Hij staat aan de hamer geslagen.
- Het staat hem zo handig als de mot het haspelen.
- Zijn hart staat in lichterlaaie.
- Hij staat in zijn hemd.
- Zijn hoed staat op halfzeven.
- Wie met honden naar bed gaat staat met vlooien op.
- Daar staat zijn hoofd niet naar.
- Hij verkeert in hulpeloze staat.
- Hij staat als Jut voor het landhek.
- Hij staat in de kas bij zijn patroon.
- Zijn Franse kerk staat open.
- Hij staat te kijken als malle Jan.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- Zijn leven staat op het spel.
- Hij staat met de mond vol tanden.
- Hij staat er mooi op.
- De muts staat hem verkeerd.
- Opgeruimd staat netjes.
- Oostenwind Koningskind want hij staat pas laat op.
- Hij staat paf.
- Hij staat pal.
- Hij staat in de pas.
- Hij staat daar in pontificaal.
- Daar staat een pot te vuur.
- Dat staat op poten.
- Daar staat een potje op het vuur.
- Staat er prik op? Staat er elektrische spanning op.
- Hij staat in de reuk van heiligheid.
- Hij staat met rode letters in de almanak.
- Hij staat met zijn rug tegen de muur.
- Het schip van Staat.
- Het staat daar schots en scheef.
- Het staat achter de schuine deur.
- Hij staat sterk.
- Hij staat stijf van de schrik.
- De stok staat achter de deur.
- Dat staat zo vast als een huis.
- Dat staat zo vast als een rots.
- Verbouwereerd staat hij daar.
- Men kan hem verkopen daar hij staat.
- Het staat op zijn vierkant.
- Op 'nen vollen buik staat een vrolijk hoofd.
- Dat staat op zijn voorhoofd te lezen.
- Hij staat als voorzichtig te boek.
- Dat is in staat van wijzen.
- Wee de wolf die in een kwaad gerucht staat.
- De zaak staat op springen.
- Hij is zo zot nog niet als zijn muts staat.
- Hij staat daar als een zoutpilaar.
- Hij heeft de paal door de oven gewerkt.
- Hij komt met de paal als het brood al in de oven is.
- Voor paal [schut] staan.
- Hij is tegen de paal gelopen.
- Paal en perk stellen.
- Hij sloeg de plank [paal] mis.
- Hij is zo stijf als een paal.