Hij slaat twee vliegen in één klap.
Hij bereikte twee dingen tegelijk.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Een arend vangt geen vliegen.
- Van de dam vliegen.
- Waar duiven zijn vliegen duiven henen.
- In de nood eet de Duivel vliegen.
- Zij kwamen erop af als vliegen op de suiker.
- Men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen.
- God spijst de vogels maar ze moeten er om vliegen.
- Van iemands hand vliegen.
- In de kaars vliegen.
- Om de kaars vliegen.
- Iemand naar de keel vliegen.
- Kraaien en duiven vliegen nooit samen.
- Hij heeft last van vliegen.
- Magere vliegen bijten scherp.
- Beter doorhet vuur te vliegen dan er door te kruipen.
- Hij wil hoger vliegen dan hij kan.
- Zijn bakkes zal vliegen vangen.
- Zij vliegen elkaar in de haren.
- Er vliegen geen uilen met bonte kraaien.
- Beloven en houden is twee.
- Zij heeft dek genoeg voor twee.
- Zij verstaan als twee dieven op een kermis.
- Met één dochter kan men geen twee zwagers maken.
- Hij staat daar als een ezel tussen twee oppers hooi.
- Er zijn veel ezels met twee benen.
- Zij gelijken op elkaar als twee druppels water.
- Een gewaarschuwd man [mens] geldt [telt] voor twee.
- Zij zijn twee handen op één buik.
- Wie twee hazen jaagt vangt er geen enkele.
- Hinken op twee gedachten.
- Er horen geen twee hanen op één erf.
- Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden.
- Het is koek en ei tussen die twee.
- Die één kruis ontloopt ontmoet er twee.
- Van twee kwaden moet men het beste kiezen.
- Met twee maten meten.
- Het mes snijdt aan twee kanten.
- Ons Heer slaat nooit met twee roeden tegelijk.
- De pastoor doet geen twee missen voor één geld.
- Hij wil twee ruggen uit één varken snijden.
- Als er twee ruilen moet er één huilen.
- Een stuiver gespaard is er twee gewonnen.
- Hij heeft twee linkerhanden.
- Niemand kan twee heren dienen.
- Hij krijgt twee platten en een dunne.
- Hij spreekt met twee monden.
- Hij is tussen twee vuren geraakt.
- Hij ziet er twee voor een.
- Twee over één is moorden.
- Als twee hetzelde doen is het nog niet hetzelfde.
- Twee zuivels op één brood geeft hongersdood.
- Twee kwade honden bijten elkaar niet.
- Twee geloven op één peul is één te veul.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Dat zijn twee hoofden onder één kaproen.
- Twee joden weten wel wat een bril kost.
- Twee joden weten wat een bril kost.
- Twee kijven beide schuld.
- Dat zijn twee koetsiers op één dak.
- Twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit.
- Twee harde stenen malen zelden fijn.
- Twee ogen zien meer dan één.
- Twee aan twee en de rest aan troepjes.
- Dat zijn twee schoenmakers in één pothuis.
- Twee varkens in één hok groeien naar elkaar.
- Twee vossen kunnen elkaar niet bedriegen.
- Twee vrouwen in één huis twee katten aan één muis.
- Twee zakken kunnen malkaar niet drogen.
- Dat is vers twee.
- Hij wil van twee wallen eten.
- Zeggen en doen is twee.
- Dat is zo zeker als twee keer twee vier is.
- De eerste klap is een daalder waard.
- Hij heeft een klap van de molen beet.
- Hij kreeg een klap op zijn test.
- Dat was de klap op de vuurpijl.
- Een klap krijgen.
- Een klap van een lamme aap krijgen.