Hij staat met zijn rug tegen de muur.
Hij kan geen kant meer op; hij heeft geen alternatieven meer.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Zijn barometer staat op storm.
- Er staat een beer aan het hek te rammelen.
- Hij staat boven de wet.
- Zijn bovenkamer staat te huur.
- Hij staat daar buiten.
- Het staat voor de deur.
- Mijn deur staat altijd open.
- De deur staat wagenwijd open.
- Een dreigend gevaar staat hem te wachten.
- Hij staat duizend angsten uit.
- Hij staat daar als een ezel tussen twee oppers hooi.
- Jij staat er gekleurd op.
- Dat staat op het getouw.
- Hij staat in de geur.
- Zijn haar staat kroes.
- Hij staat aan de hamer geslagen.
- Het staat hem zo handig als de mot het haspelen.
- Zijn hart staat in lichterlaaie.
- Hij staat in zijn hemd.
- Zijn hoed staat op halfzeven.
- Wie met honden naar bed gaat staat met vlooien op.
- Daar staat zijn hoofd niet naar.
- Hij verkeert in hulpeloze staat.
- Hij staat als Jut voor het landhek.
- Hij staat in de kas bij zijn patroon.
- Zijn Franse kerk staat open.
- Hij staat te kijken als malle Jan.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- Zijn leven staat op het spel.
- Hij staat met de mond vol tanden.
- Hij staat er mooi op.
- De muts staat hem verkeerd.
- Opgeruimd staat netjes.
- Oostenwind Koningskind want hij staat pas laat op.
- Dat staat als een paal boven water.
- Hij staat paf.
- Hij staat pal.
- Hij staat in de pas.
- Hij staat daar in pontificaal.
- Daar staat een pot te vuur.
- Dat staat op poten.
- Daar staat een potje op het vuur.
- Staat er prik op? Staat er elektrische spanning op.
- Hij staat in de reuk van heiligheid.
- Hij staat met rode letters in de almanak.
- Het schip van Staat.
- Het staat daar schots en scheef.
- Het staat achter de schuine deur.
- Hij staat sterk.
- Hij staat stijf van de schrik.
- De stok staat achter de deur.
- Dat staat zo vast als een huis.
- Dat staat zo vast als een rots.
- Hij staat een veld boven de wind.
- Verbouwereerd staat hij daar.
- Men kan hem verkopen daar hij staat.
- Het staat op zijn vierkant.
- Op 'nen vollen buik staat een vrolijk hoofd.
- Dat staat op zijn voorhoofd te lezen.
- Hij staat als voorzichtig te boek.
- Dat is in staat van wijzen.
- Wee de wolf die in een kwaad gerucht staat.
- De zaak staat op springen.
- Hij is zo zot nog niet als zijn muts staat.
- Hij staat daar als een zoutpilaar.
- Dat is mij tegen de boeg.
- Dat stuit mij tegen de borst.
- Ergens een dam tegen opwerpen.
- Dat deed hij tegen wil en dank.
- Tegen de dood is geen kruid gewassen.
- Tegen de draad ingaan.
- Hij grijnst als de drommel tegen de dageraad.
- Hij grijnst als de Duivel tegen het morgenrood.
- De Duivel vergeet geen stoot tegen zijn bokkepoot.
- Tegen elf ogen dobbelen.
- Hij gooit zijn gat [kont] tegen de kribbe.
- Hij is tegen de goesting getrouwd.
- Tegen een heilig huisje schoppen.
- Zich ergens tegen kanten.
- Tegen iemands kar rijden.
- Tegen de keer [stroom] ingaan.
- Tegen de klippen op.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Hij is tegen de lamp gelopen.
- Een bekende tegen het lijf lopen.
- Een lui man ziet op tegen werken.
- Tegen een oven kan men niet gapen.
- Hij is tegen de paal gelopen.
- Zij is een remedie tegen de liefde.
- Tegen moeten is geen respijt.
- Tegen de tand des tijds is niets bestand.
- Het zit hem erg tegen.
- Hij vecht tegen zijn eigen schaduw.
- Hij groeit tegen de verdrukking in.
- De verzenen tegen de prikkels slaan.
- Een vrouw valt in het huwelijk vaak tegen.
- Tegen de wereld slaan.
- Tegen de wieg stoten.
- Die tegen de wind spuwt maakt zijn baard vuil.
- Tegen wind en stroom is het kwaad roeien.
- Hij vecht tegen windmolens.
- Het lijkt wel de Chinese muur.
- Iemand van het kastje naar de muur sturen.
- Iets met krijt op de muur schrijven.
- Het fortuin heeft hem de rug toegekeerd.
- Het geld groeit me niet op mijn rug.
- Het geluk heeft hem de rug toegekeerd.
- Hij loopt met een kast op de rug.
- Men draagt het kruis niet altijd op zijn rug.
- De peper groeit bij hem op de rug.
- Als de roe van de rug is ishet geselen gedaan.
- Dat gaat achter zijn rug om.
- Iets achter de rug hebben.
- Zijn rug jeukt.
- Een rug.
- Iemand de rug rauw rijden.
- Het spit in de rug hebben.