Iemand ongezouten [vierkant] de waarheid zeggen.
Iemand precies zeggen wat er allemaal verkeerd is aan hem.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Dat is bezijden de waarheid.
- Hij wandelt met God in de waarheid.
- Iemand de kast uitvegen Iemand flink de waarheid vertellen.
- Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
- Hij is een vijand van de waarheid.
- Iemand onbewimpeld de waarheid zeggen.
- De waarheid kan geen herberg vinden.
- De waarheid lijdt wel nood maar nooit de dood.
- De waarheid verbloemen.
- Waarheid bestaat leugen vergaat.
- Dat is een waarheid als een koe.
- Tussen waarheid en leugen ligt een glibberig pad.
- Zotten kinderen spreken de waarheid.
- Hij kan hond nog stront zeggen.
- Die vele horen zeggen horen vele liegen.
- Van horen zeggen liegt men het meeste.
- Horen zeggen is half gelogen.
- Iets om de kool zeggen.
- Op de man af iets zeggen.
- Praten en breien zeggen de meisjes van Leien.
- Door dit rijmpje op te zeggen verdwijnt de hik.
- Ja en amen zeggen.
- Tussen doen en zeggen lange mijlen leggen.
- Iets uittentreuren zeggen.
- ik zal zeggen wie je bent.
- Het is met zeggen niet te doen.
- Iets zeggen zonder te blikken of te blozen.
- Zeggen en doen is twee.
- Zeggen en doen verschilt wel tien roen.
- Het staat op zijn vierkant.