Met een ei zitten.
Niet weten wat te doen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Een kus zonder baard is een ei zonder zout.
- Hij is uit een ander ei gebroed.
- Beter een half ei dan een lege dop.
- Hij heeft een ei op.
- Hij heeft het ei met de kip gekregen.
- Ergens ei of kuiken van willen hebben.
- Als dat ei breekt zal het stinken.
- Dat is het ei van Columbus.
- Het ei is vuil bij haar.
- Het ei wil beter wezen dan de hen.
- Het ei wil wijzer zijn dan de kip.
- Bij haar kan men een ei in haar gat gaar koken.
- Het is koek en ei tussen die twee.
- Kwaad ei kwaad kuiken.
- Hij is een onzeker ei.
- Hij is pas uit het ei gekropen.
- Hij is een zacht gekookt ei.
- Hij is zo zalig als een ei.
- Hij komt met het zout als het ei op is.
- Met big zitten.
- Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.
- In de brand zitten.
- Iemand achter de broek zitten.
- In een diep dal zitten.
- In een dip zitten.
- Op een droogje zitten.
- Hij wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.
- Die zijn gat verbrandt die moet op de blaren zitten.
- Daar zitten graten in.
- Met de handen in de schoot zitten.
- Iemand op de hielen zitten.
- Iemand in de kam zitten.
- In iemands klaver zitten.
- Klem zitten.
- Te koop zitten.
- Op je krent zitten.
- In de krot zitten.
- Er zitten latten aan het huis.
- Iemand op het leer zitten.
- Onder het mes zitten.
- Ergens mee omhoog zitten.
- Onder de plak zitten.
- In de puree zitten.
- Iemand in de rapen zitten.
- In de rats zitten.
- Iemand in de saus laten zitten.
- In de schuurzak zitten.
- Iemand zitten te stangen.
- Zij moest in de tinkast zitten.
- In iemands vaarwater zitten.
- Vast in de beugels zitten.
- Iemand achter de veren zitten.
- Iemand achter de vodden zitten.