Op apostelpaarden rijden.
Te voet gaan.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Met iemand de gans rijden.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Hij rijdt met de kaas rond.
- Tegen iemands kar rijden.
- Zijn karretje rijdt op een zandweg.
- Krakende wagens lopen [rijden] het langst.
- Hij gaat rijden en rossen.
- Hij kan rijden en omzien.
- Een groot verzet rijden.
- Ze rijden met een slakkengang.
- Iemand de rug rauw rijden.
- Een scheve [rare] schaats rijden.
- Zo als het rijdt en vaart.
- Iemand in de wielen rijden.