Een scheve [rare] schaats rijden.
Iets doen wat niet mag.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Dat is een rare apostel.
- Hij maakt rare capriolen.
- Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers.
- Dat is een rare kostganger.
- Het is een rare kwast.
- Een rare kwibus.
- Hij is een rare snijboon.
- Het is een rare snijboon.
- Het is een rare [vreemde] snoeshaan.
- Een rare snoeshaan.
- Het is een rare stoethaspel.
- Met iemand de gans rijden.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Hij rijdt met de kaas rond.
- Tegen iemands kar rijden.
- Zijn karretje rijdt op een zandweg.
- Krakende wagens lopen [rijden] het langst.
- Op apostelpaarden rijden.
- Hij gaat rijden en rossen.
- Hij kan rijden en omzien.
- Een groot verzet rijden.
- Ze rijden met een slakkengang.
- Iemand de rug rauw rijden.
- Zo als het rijdt en vaart.
- Iemand in de wielen rijden.