Ziekte komt te paard en gaat te voet weg.
Een ziekte krijg je snel maar je komt er vaak niet zo snel weer vanaf.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Het is beter de bakkers te paard als de dokters.
- Een blind paard kan er geen schade doen.
- Hij is zo dom als het paard van Christus.
- Met een dood paard is het goed sollen.
- Een dood paard aan een boom binden.
- Men moet een gegeven paard niet in de bek zien.
- Een gegeven paard moet men niet in de bek zien.
- Ik heb honger als een paard.
- Het hooi moet het paard niet volgen.
- Als het hooi het paard volgt dan wil het gegeten zijn.
- De kribbe loopt naar het paard.
- Man en paard noemen.
- Een man zonder vrouw is een paard zonder teugel.
- Hij heeft een moed als een paard van een daalder.
- Het oog van de meester maakt het paard vet.
- Een oud paard jaagt men aan de dijk.
- Het is een oud paard uit de Openbaring.
- Hij loopt als een paard van een daalder.
- Iemand over het paard tillen.
- Hij zoekt naar zijn paard en hij zit er op.
- Jong te paard [peerd] oud te voet.
- Het komt te paard enhet gaat te voet.
- Een schurftig paard vreest de roskam.
- Dat paard zal mij niet weer slaan.
- Het paard moet tot de kribbe komen.
- Dat is een paard van een daalder.
- Iemand te paard helpen.
- Het paard in de wieg.
- De prins op het witte paard.
- Het beste paard van stal.
- Ze hebben het Trojaanse paard ingehaald.
- Met een auto over de weg blazen.
- De koninklijke weg bewandelen.
- Onze weg is met doornen en distelen bezaaid.
- Zij is een eind weg.
- Holderdebolder gingen zij weg.
- Jaag een hond weg je krijgt een rekel weer.
- Zij hebben hun loon weg.
- Hij ziet leeuwen op de weg.
- Hij heeft het lelijk weg.
- Dat is zo oud als de weg naar Rome.
- Dat is zo oud als de weg naar Kralingen.
- Iemand weg promoveren.
- Iemand uit de weg ruimen.
- Zij heeft het spek al weg.
- Hij heeft een veeg weg.
- Hij is ver weg.
- Het vet zit hem niet in de weg.
- Naar de bekende weg vragen.
- Voor de vuist weg.
- Ik ben er weg van.
- Iemand geen grasje in de weg leggen.
- Iemand geen haarbreed in de weg leggen.
- Hij heeft het weg.
- Voor iemand een weg opgraven.
- Hij kent de weg en de spraak.
- Hoe langer de weg hoe moeder de man.
- Hij is er niet weg te slaan.
- Dat loopt niet weg.
- Hij is op weg naar Bommel.
- De weg loopt langs de deur.
- Weg is weg.
- Een weg als een kolfbaan.
- Iemand de weg wijzen.
- Waar een wil is is ook een weg.
- Op gespannen voet staan.
- Op grote voet leven.
- Hij raakte onder de voet.
- Hij is ridder [ruiter] te voet geworden.
- Op staande voet.
- Op staande voet ontslaan.
- Vijf steek zes voet zit het vast dan houdt het goed.
- Hij heeft de voet in de stijgbeugel.
- Iemand op de voet volgen.
- Iemand de voet op de nek zetten.
- Voet geven aan iemand.
- Aan de voet van een berg.
- Iemand de voet dwars zetten.
- De voet bij de kuil [meet] houden.
- Iemand de voet kussen.
- Iemand de voet lichten.
- Op voet van oorlog.
- Voet bij stuk houden.
- Hij gaat daar waar zelfs de keizer te voet gaat.