Zij lieten zich niet onbetuigd.
Zij aten flink mee.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Een beer laten.
- De boel de boel laten.
- De bui over laten drijven.
- Dom volk en varkens laten zich slecht drijven.
- Iets laten doodbloeden.
- Het erf voor de pacht laten liggen.
- Hij heeft de gelegenheid laten glippen.
- Iemand in zijn geloof laten.
- Het getij laten verlopen.
- Dat zullen wij God en de molenaar laten scheiden.
- Iemand de hakken [hielen] laten zien.
- Zich er geen grijze haren over laten groeien.
- Het kastje bij het muurtje laten blijven.
- Zij heeft de kat aan de kaas laten komen.
- Men moet de kat niet aan de kaas laten komen.
- Men moet de kerk midden in het dorp laten.
- Iemand zijn koffer niet laten kruien.
- Iemand in de kou laten staan.
- De rode haan laten kraaien.
- Iets op de lei laten schrijven.
- Hij heeft het lelijk laten liggen.
- Men moet leven en laten leven.
- Het leven laten.
- Hij liet het in de lap hangen.
- Iemand links laten liggen.
- Iets heen laten lopen.
- Iets in het midden laten.
- Mozes zal AƤron niet met het volk laten begaan.
- Iemand in de pekel laten.
- Iets de revue laten passeren.
- Iemand het rijk alleen laten.
- Iemand in de saus laten zitten.
- De schaaf over iemand laten gaan.
- Iets laten schieten.
- Iemand laten stikken [barsten].
- Hij heeft de teugels laten glippen.
- De teugels laten schieten.
- De riemen laten vallen.
- Hij moest er een veer laten.
- Hij heeft de vogel over het touw laten gaan.
- Iemand de vrije teugel laten.
- Je moet een vrouw niet uit laten gaan.
- Iemand laten waaien.
- Iemand in zijn waarde laten.
- Zijn wieken laten hangen.
- Een zaak laten zakken.
- Iemand laten zakken.