Spreekwoorden op trefwoord anker
Hij moet het anker kappen.
Hij moet zich uit de voeten maken.
Hij is voor anker gegaan.
Hij gaat van zijn pensioen genieten.
Hij is van zijn anker geslagen.
Hij is niet normaal.
Van zijn neus een anker maken.
Op zijn gezicht vallen.
Het is tijd dat ik mijn anker licht.
Het is tijd dat ik vertrek.
Bij iemand zijn anker uitwerpen.
Bij iemand gaan inwonen.