Spreekwoorden op trefwoord hakken
Met de botte bijl hakken.
Zonder mededogen te werk gaan.
Hij heeft de hakken uitgestoken.
Hij is doodgegaan.
Hij heeft de hakken los.
Hij is onafhankelijk van zijn ouders.
Hij trekt aan de hakken.
Hij rent zo hard mogelijk.
Iemand de hakken [hielen] laten zien.
Wegrennen.
Zij is kort van hakken.
Zij is een slet.
Een leger in de pan hakken.
Alle soldaten van het leger ombrengen.
Zij spint loopgaren en haspelt het met de hakken.
Tijd verspillen.