Bij kerk en kluis heeft de Duivel een huis.
Bij een kerk vind je bijna altijd een café.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Dat is van de Chinese kerk.
- het kan beter van de kerk als van de kapelle.
- Hij komt in kerk noch kluis.
- Hij laat de kerk in het midden.
- Men moet de kerk midden in het dorp laten.
- Hij zet de kerk op de toren.
- Vóór het zingen de kerk uitgaan.
- In de kerk is altijd werk.
- Zijn Franse kerk staat open.
- Hij is in de kerk geboren.
- De kogel is door de kerk.
- Er is te veel dak op het huis.
- Iemands deur van zijn huis trekken.
- Met de deur in huis vallen.
- Zij maakt van haar huis een afgod.
- Die geerne zijn huis verkoopt versiert zijn gevel.
- Hij heeft een huis met een gouden dak.
- Een goede gevel versiert het huis.
- Ver van huis [je goed] dichtbij je schade.
- Als buurmans huis brandt is het tijd om uit te zien.
- In huis moet de man de baas zijn.
- Als het huis gebouwd is breekt men de stelling af.
- Het huis is licht en dicht.
- Het huis heeft zilveren pannen.
- Hij is er als kind aan huis.
- Er zitten latten aan het huis.
- Een meisje dat fluit moet het huis uit.
- zijn moeders huis in brand gestoken.
- Een pop op straat een slons in huis.
- Het een stuivertje op het ander bouwt het huis.
- Twee vrouwen in één huis twee katten aan één muis.
- Dat staat zo vast als een huis.
- Hij heeft een verdieping op zijn huis gezet.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- De vrouw bouwt het huis of breekt het in gruis.
- Wijd van huis is altijd rijk.
- Zij wonen in een glazen huis.
- We zetten het huis op zolder.
- Hij is te dom om voor de Duivel te dansen.
- Hij is op de duiten als de Duivel op een ziel.
- Hij grijnst als de Duivel tegen het morgenrood.
- Hij heeft de Duivel in.
- Hij lacht als de Duivel voor het gootgat.
- Het is net of de Duivel er los is.
- Daar speelt de Duivel mee.
- Hij vloekt de Duivel uit de hel.
- Een kaars voor de Duivel branden.
- Hij weet van de Duivel geen kwaad.
- Hij zal van de Duivel dromen.
- Die de Duivel gelooft heeft zijn meester gevonden.
- Wie met de Duivel gescheept is moet met hem over.
- Hij is de Duivel van de kruikar gegleden.
- Het is of de Duivel er mee speelt.
- Het is een arme Duivel.
- De Duivel uitdrijven met Belzebub.
- Iemand de Duivel aandoen.
- Hij is van de Duivel bezeten.
- De Duivel vergeet geen stoot tegen zijn bokkepoot.
- Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.
- De Duivel is oud.
- Een Duivel op de plaat een engel op de straat.
- Hij is de Duivel te plat af.
- De Duivel schijt altijd op de grootste hoop.
- Zij is de Duivel te slim af.
- De Duivel heeft het vragen uitgevonden.
- De Duivel is zo zwart niet als men hem schildert.
- In de nood eet de Duivel vliegen.
- Als een engel Duivel wordt is hij de booste van allen.
- Hij valt erop als de Duivel op Geraard.
- Mans moer Is de Duivel over de vloer.
- Heintje Pik De Duivel.
- Het spijt is het leste het is van de Duivel gemaakt.
- Hij is te stom om voor de Duivel te dansen.
- Toen de Duivel oud werd werd hij eremijt.
- Uitstel heeft de Duivel bedacht.
- Een boze vrouw maakt van 'nen engel 'nen Duivel.
- Hij heeft zijn ziel aan de Duivel verkocht.
- Zuivel op zuivel dan haalt je de Duivel.
- Hij is nog zwarter dan de Duivel.
- Met zwijgen kruist men de Duivel.