De vrouw bouwt het huis of breekt het in gruis.
Als je een spaarzame vrouw hebt dan krijg je welvaart; verkwist ze het geld dan raak je
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Het ijs breken.
- Eendracht maakt macht tweedracht breekt kracht.
- Als dat ei breekt zal het stinken.
- Hij kan het geld met een hamer breken.
- Geld geweld en gunst breken recht zegel en kunst.
- Geluk en glas breekt even ras.
- Zilveren hamer breekt ijzeren deuren.
- Als het huis gebouwd is breekt men de stelling af.
- Nood breekt ijzer.
- Niemand kan ijzer met handen breken.
- Lieve kinderen mogen wel een potje breken.
- Nu breekt mijn klomp! Dit had ik nooit verwacht.
- Koop breekt geen huur.
- Koop breekt huur.
- Met iemand een lans breken.
- Voor iemand een lans breken.
- Iemand de nek breken.
- Die de pot breekt betaalt de scherven.
- Hij kan er een potje breken.
- Wie de ruiten breekt moet ze betalen.
- Nood breekt wet.
- Je woord breken.
- Een goed woordeken breekt grote gramschap.
- Veel woorden de nek breken.
- Te veel zorg breekt het glas.
- Er is te veel dak op het huis.
- Iemands deur van zijn huis trekken.
- Met de deur in huis vallen.
- Zij maakt van haar huis een afgod.
- Die geerne zijn huis verkoopt versiert zijn gevel.
- Hij heeft een huis met een gouden dak.
- Een goede gevel versiert het huis.
- Ver van huis [je goed] dichtbij je schade.
- Als buurmans huis brandt is het tijd om uit te zien.
- In huis moet de man de baas zijn.
- Het huis is licht en dicht.
- Het huis heeft zilveren pannen.
- Bij kerk en kluis heeft de Duivel een huis.
- Hij is er als kind aan huis.
- Er zitten latten aan het huis.
- Een meisje dat fluit moet het huis uit.
- zijn moeders huis in brand gestoken.
- Een pop op straat een slons in huis.
- Het een stuivertje op het ander bouwt het huis.
- Twee vrouwen in één huis twee katten aan één muis.
- Dat staat zo vast als een huis.
- Hij heeft een verdieping op zijn huis gezet.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Wijd van huis is altijd rijk.
- Zij wonen in een glazen huis.
- We zetten het huis op zolder.
- Een dronken vrouw een engel in het bed.
- Een goede vrouw is zonder hoofd.
- De man is het hoofd de vrouw is de nek.
- Een man zonder vrouw is een paard zonder teugel.
- IJdelheid uw naam is vrouw.
- zo snel aan de vrouw komen.
- Het is niet goed als een vrouw de baas is.
- Je moet een vrouw niet uit laten gaan.
- Een zuinige vrouw is de beste spaarpot.
- Die zijn vrouw liefheeft laat haar thuis.
- Een boze vrouw maakt van 'nen engel 'nen Duivel.
- De vrouw heeft één recht en dat is het aanrecht.
- Wat de vrouw graag mag eet de man elke dag.
- Een vrouw valt in het huwelijk vaak tegen.
- hij zijn vrouw naar het kerkhof gebracht had.
- Vrouw en man is één gespan.
- Een vrouw en een poes horen in hoes.
- De vrouw wil het thuis graag de baas zijn.