Boter bij de vis.
Kontant afrekenen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De boer moet weten wat de boter kost.
- Nu gaat de boter geld kosten.
- Hij heeft de boter en de kaas te dik gesneden.
- Zij heeft de boter groot.
- Vuile boter vuile vis.
- Boter op je hoofd hebben.
- Het is boter tot de boom.
- Dat is een stuk boter in de brij.
- Het is boter aan de galg.
- Dat is een stuk boter in de pap.
- Ergens de boter uitbraden.
- Een eed met boter bezegeld.
- Hij zoekt een haar in de boter.
- Minnebrieven zijn met boter verzegeld.
- Hij valt met zijn neus [achterste] [gat] in de boter.
- Hij is met zijn neus in de boter gevallen.
- Iemand stokvis zonder boter geven.
- Hij is zo week als boter.
- Op het eind van de fuik vangt men de vis.
- Garnaal is ook vis als er anders niet is.
- Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.
- Tussen kop en staart zit de beste vis.
- Hij is zo stom als een vis.
- Hij zit als een vis op het droge.
- Hij zwemt als een vis.
- Er is vis nog graat aan hem.
- Hij is vis.
- Vis laat een mens zoals hij is.
- Vis moet zwemmen.
- De vis wil zwemmen.
- De vis wordt duur betaald.