Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.
Je moet als gast niet te lang blijven.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
Spreekwoorden met blijven
Op blijven letten.
Nog bij moeder wonen terwijl je oud en wijs genoeg bent om zelfstandig te leven.
Dat komt nooit af.
Je moet vervelende familie-kwesties binnen de familie houden.
Als je bang bent om aan iets te beginnen kun je het beter niet doen.
Spreekwoorden met dagen
Aan het einde van het jaar wordt het koud.
Je moet niet alles persé meteen willen afmaken.
Als je alsmaar plezier maakt kun je niet meer echt genieten als er een feest is.
Een dag die slecht begint hoeft nog geen slechte dag te zijn.
Mensen vergeten opzienbarende dingen snel.
Spreekwoorden met vis
Contant afrekenen.
Als je vis eet krijg je dorst.
Er sterven veel vissers op zee.
Hij kan niks.
Je moet tevreden zijn met wat je kunt krijgen.
Spreekwoorden met drie
Door frequent te verhuizen lijdt de inboedel schade.
Hij draagt de muts schuin.
Hij moet heel zuinig met zijn geld omgaan.
Je kunt beter iets langzaam goed doen dan haastig iets slecht afraffelen.
Spreekwoorden met gasten
Als bezoek te lang blijft wordt dit op den duur vervelend.
Je moet als gast niet te lang blijven.
Als je aardig tegen anderen bent zullen zij ook vriendelijk tegen jou zijn.