Hij heeft maar een klein hart.
Hij doet zich harder voor dan hij is; als het erop aankomt heeft hij snel medelijden.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Dat is klein bier.
- Dat is een grote parade maar een klein garnizoen.
- Klein gewin brengt rijkdom in.
- Kleine kinderen worden groot.
- Hij denkt klein van iemand.
- Dat is groot laweit in een klein straatje.
- Geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben.
- Iemand klein krijgen.
- Hij is klein van was.
- Grote lantaarn klein licht.
- Iets kort en klein slaan.
- Een ongeluk zit in een klein hoekje.
- Aan een klein vogelken past geen grote bek.
- Klein is de rouwe valt de oude koe dood.
- Een klein schip doet een groot schip zinken.
- Een klein standje is een groot gemak.
- De tong is een klein lid.
- Een klein visje een zoet visje.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Groot in de wapens klein in de beurs.
- Een klein winstje een zoet winstje.
- Bitter in de mond maakt het hart gezond.
- Er is een steen van zijn hart gevallen.
- Met de hand op het hart.
- Met bonzend hart.
- Hij draagt het hart hoog.
- Hij draagt het hart op de tong.
- Hij heeft een hart van nog geen boontje.
- Hij heeft een hart in het lijf.
- Hij heeft een hart van goud.
- Hij heeft het hart op de juiste plaats.
- Hij heeft een hart van steen.
- Hij heeft het hart op de tong.
- Hoe hoger hart hoe lager ziel.
- Dat doet je hart eer aan.
- Mijn hart [maag] draait ervan om.
- Hij maakt van zijn hart geen moordkuil.
- Elk hart heeft zijn smart.
- Iemand een hart onder de riem steken.
- Dat moet zijn hart ophalen.
- Van zijn hart een steen maken.
- Zijn hart is wel goed maar de omloop deugt niet.
- Zijn hart slaat als een kalverstaart.
- Waar het hart van vol is vloeit de mond van over.
- Zijn hart uitstorten.
- Het hart klopt in mijn keel.
- Zijn hart uit zijn lichaam spuwen.
- Zijn hart staat in lichterlaaie.
- In hart en nieren.
- Zijn hart opeten.
- Het hart zinkt hem in de schoenen.
- Iemands hart stelen.
- Hij is er met hart en ziel bij.
- Hij heeft een Hollands hart.
- Waar het hart van vol is loopt de mond van over.
- Leven als een hart.
- Uit het oog uit het hart.
- Wat het oog niet ziet deert het hart niet.
- Dat was een pak van mijn hart.
- Dat is een pak van mijn hart.
- Waar uw schat is daar is uw hart.
- De schrik sloeg hem om het hart.
- Hij strijkt met zijn hand over zijn hart.
- Een verdriet hart is dorstig.
- Ze waren één hart en één ziel.
- Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart.