Hij laat de wind door de hekken waaien.
Hij verdoet zijn tijd.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Berouw komt nooit te laat.
- Berouw komt steeds te laat.
- Hij laat de boeren dorsen.
- Wie het breed heeft laat het breed hangen.
- Het is een slechte hond die zijn brood pakken laat.
- Laat hem maar fluiten.
- Hij laat hem het gat van de deur [timmerman] zien.
- Als men gevallen is beziet men te laat het pleksken.
- God laat ons zinken maar niet verdrinken.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Laat haters haten en praters praten.
- Hij laat zijn hersens werken.
- Hij laat het hoofd hangen.
- Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden.
- Hij laat zijn kam hangen.
- Hij laat de kerk in het midden.
- Hij laat zijn lever graag zwemmen.
- Laat uw licht schijnen voor de mensen.
- Hij laat de lip hangen.
- Laat ons eten en drinken want morgen sterven wij.
- Oostenwind Koningskind want hij staat pas laat op.
- Hij laat zijn oren hangen.
- Het is te laat geroerd als de pap aangebrand is.
- Raad na daad komt te laat.
- Hij laat zijn rolletjes goed aflopen.
- Laat hem maar schuiven.
- Laat hem in zijn eigen sop [vet] gaar koken.
- Hij laat het spek niet van zijn bord halen.
- Hij laat zijn tanden zien.
- Neemt uw tijd te baat te vroeg is beter dan te laat.
- Laat hem zijn tol maar uittollen.
- Hij laat zijn veren hangen.
- Vis laat een mens zoals hij is.
- Laat dat maar vlotten en drijven.
- Die zijn vrouw liefheeft laat haar thuis.
- Laat maar waaien.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Hij laat te veel wind door de hekken waaien.
- Hij laat de zon niet van zich schijnen.
- Laat ze zorgen die ons borgen.
- Dwazen en gekken schrijven op deuren en hekken.
- De hekken zijn verhangen.
- Het zal daar flink waaien.
- Iemand laten waaien.
- Molens malen met geen wind die voorbij is.
- Hij loopt met zijn neus in de wind.
- Het staal wordt in de wind gehard.
- Hij stinkt een uur in de wind.
- Hij staat een veld boven de wind.
- Dat is water en wind.
- Hij is door de wind.
- Hij heeft de wind in de zeilen.
- Hij heeft de wind eronder.
- Hij heeft wind in zijn hoofd.
- Hij krijgt de wind van voren.
- Dat stinkt een uur in de wind.
- Die tegen de wind spuwt maakt zijn baard vuil.
- Die wind zaait zal storm oogsten.
- Wie wind zaait zal storm oogsten.
- Hij is in de wind.
- Hij maakt veel wind.
- Dat is een rak in de wind.
- De wind waait uit een andere hoek.
- Wind! Zei Fokke en hij blies in 't zeil.
- De wind zit eronder.
- De huik naar de wind hangen.
- Veel wind weinig te malen.
- Veel wind weinig regen.
- Tegen wind en stroom is het kwaad roeien.
- Iemand de wind uit de zeilen nemen.
- Men moet zeilen terwijl de wind waait.