Hoe stiller water hoe dieper boom.
Mensen die zwijgen hebben vaak goede diepere gedachtes.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De appel valt niet ver van de boom [stam].
- Ook de beste boom geeft slechte vruchten.
- Hij heeft van de boom der kennis gegeten.
- Men moet de boom buigen als hij jong is.
- Een boom valt niet met de eerste slag.
- Een boom opzetten.
- Een boom in brand steken.
- Dat is een boom van een vent.
- Boompje groot potertje dood.
- Jonge boompjes moet men buigen.
- Kleine boompjes worden groot.
- Het is boter tot de boom.
- Het is botertje tot de boom.
- Een dood paard aan een boom binden.
- Steek je hand niet tussen de schors en de boom.
- Huisje boompje beestje.
- De kat uit de boom kijken.
- Hij is omgekeerd als een blad van een boom.
- Daar is staak noch boom te zien.
- Aan de vruchten herkent [kent] men de boom.
- Aan de vruchten kent men de boom.
- Hij is bang zich aan koud water te branden.
- Veel beekjes maken een groot water.
- Hij is weer boven water gekomen.
- Uit zuivere bronnen vloeit zuiver water.
- Geen water is hem te diep.
- Hij is verdronken eer hij water gezien heeft.
- Hij verdient geld als water.
- Geld in het water gooien.
- Dat is geld in het water smijten.
- Zij gelijken op elkaar als twee druppels water.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Hij heeft hoog water.
- Hij loopt met hoog water.
- Hoogmoed en vrede is water en vuur.
- Waar kikkers zijn daar is ook water.
- Een kring om de zon brengt water in de ton.
- Loop niet in het water.
- Dat staat als een paal boven water.
- Hij is zo rijk als het water diep is.
- Spijkers op laag water zoeken.
- Het is een storm in een glas water.
- In troebel water is het goed vissen.
- Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
- Hij is zo vlug als water.
- Hij is zo vals als het schuim op het water.
- Vuil water blust ook vuur.
- Vuur in de ene hand dragen en water in de andere.
- Dat wast al het water van de zee niet af.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Hij is onder water.
- Die op het water is moet varen.
- Hij spaart het water.
- Iets valt in het water.
- Die het water deert die het water keert.
- Zonder water draait de molen niet.
- Het water loopt altijd naar de zee.
- Het water komt op de dijk.
- Het water komt aan de lippen.
- Het is water en vuur.
- Water in de wijn doen.
- Dat is water en wind.
- Water in zee [de Rijn] dragen.
- Het is water naar de zee dragen.
- Werp uw brood uit op water.
- De zee is altijd zonder water.