Iemand de rug rauw rijden.
Iemand steeds maar weer aanmanen tot harder werken.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Het fortuin heeft hem de rug toegekeerd.
- Het geld groeit me niet op mijn rug.
- Het geluk heeft hem de rug toegekeerd.
- Hij loopt met een kast op de rug.
- Men draagt het kruis niet altijd op zijn rug.
- De peper groeit bij hem op de rug.
- Als de roe van de rug is ishet geselen gedaan.
- Dat gaat achter zijn rug om.
- Iets achter de rug hebben.
- Hij staat met zijn rug tegen de muur.
- Zijn rug jeukt.
- Een rug.
- Het spit in de rug hebben.
- Met iemand de gans rijden.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Hij rijdt met de kaas rond.
- Tegen iemands kar rijden.
- Zijn karretje rijdt op een zandweg.
- Krakende wagens lopen [rijden] het langst.
- Op apostelpaarden rijden.
- Hij gaat rijden en rossen.
- Hij kan rijden en omzien.
- Een groot verzet rijden.
- Ze rijden met een slakkengang.
- Een scheve [rare] schaats rijden.
- Zo als het rijdt en vaart.
- Iemand in de wielen rijden.