Jong en oud op het eind wordt alles koud.
Uiteindelijk gaat iedereen dood.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij is bang zich aan koud water te branden.
- Het is een blikken pannetje zo koud en zo weer heet.
- Hij blaast koud en heet uit één mond.
- Hij is om koud.
- Hij is zo koud als een kommetje van steen.
- Iemand koud maken.
- Koud bier maakt warm bloed.
- Men hoort van ver dat de winter koud is.
- Er bleef geen oud wijf achter het spinnewiel.
- Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.
- De Duivel is oud.
- Jong geleerd [gewend] oud gedaan.
- Jong een hoer oud onder de preekstoel.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Die jong spaart lijdt oud geen gebrek.
- Beter jong gestorven Als oud bedorven.
- Een nieuwe lap zetten op een oud kleed.
- Dat is lood om oud ijzer.
- Het is lood om oud ijzer.
- Jong een hoveling oud verschoveling.
- Wie niet oud wil worden moet zich jong ophangen.
- Men is nooit te oud om te leren.
- Dat is wat nieuws op een oud thema.
- Hij wordt als oud vuil behandeld.
- Dat is zo oud als Methusalem.
- Dat is erg oud.
- Wat oud is knort graag; wat jong is speelt graag.
- Een oud besje.
- Dat is een oud hartzeer.
- Waar oud hooi is daar is ook oud geld.
- Op oud ijs vriest het licht.
- Een oud paard jaagt men aan de dijk.
- Het is een oud paard uit de Openbaring.
- Oud en stijf en nog geen wijf.
- Dat is zo oud als de straat.
- Zij is een oud vel.
- Dat is oud vuil.
- Dat is zo oud als de weg naar Rome.
- Dat is zo oud als de weg naar Kralingen.
- Hij is een oud wijf.
- Oud zeer open krabben.
- Jong te paard [peerd] oud te voet.
- Hij heeft een smaak in zijn mond als een oud wijf.
- Toen David oud werd maakte hij psalmen.
- Toen de Duivel oud werd werd hij eremijt.
- Men moet de boom buigen als hij jong is.
- Jong getrouwd is jong berouwd.
- Het is een goed jong dat naar zijn ouder tiert.
- Kinderen zijn nog te jong voor drank.
- Men moet het takje buigen als het jong is.
- Het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is.
- Dat loopt op zijn eind.
- Dat is een begin zonder eind.
- Eind goed al goed.
- Hij is aan het eind van zijn akker.
- Iemand aan zijn eind brengen.
- Op het eind van de fuik vangt men de vis.
- Het eind zal de lasten dragen.
- Hij is aan het eind van zijn Latijn.
- Dat was het eind van het lied.
- Zij is een eind weg.
- Met hoffelijkheid kom je een heel eind.
- Dat is een lied [verhaal] zonder eind.
- Hij trok aan het kortste eind.
- Hij heeft het bij het verkeerde eind.
- Hij zit aan het verkeerde eind van het touw.